ECLI:NL:HR:2007:AZ0373
Hoge Raad
- Cassatie
- H.J. de Klerk
- A. Hammerstein
- M. de Vries
- Rechtspraak.nl
Herinrichting en heffing van baatbelasting in Breda
In deze zaak, die betrekking heeft op de heffing van baatbelasting door de gemeente Breda, is de Hoge Raad op 4 mei 2007 tot een uitspraak gekomen. De gemeente Breda startte in 1994 met de herinrichting van haar binnenstad, waarbij een groot deel van de kosten werd verhaald door middel van baatbelasting. De belanghebbende had bezwaar aangetekend tegen de aanslag en was in beroep gegaan bij het Hof 's-Hertogenbosch, maar kreeg geen gelijk. De Hoge Raad heeft deze uitspraak echter gecasseerd en de zaak verwezen naar het Hof 's-Gravenhage.
Het Hof 's-Gravenhage oordeelde dat de herinrichting van de binnenstad niet heeft geleid tot een wezenlijke verandering van het geheel van voorzieningen in het heringerichte gebied in vergelijking met de oude situatie. Dit oordeel was van feitelijke aard en werd door de Hoge Raad niet onbegrijpelijk geacht. De Hoge Raad heeft in zijn uitspraak benadrukt dat de herinrichting als een voorziening kan worden aangemerkt, maar dat onderdelen die louter onderhoud betreffen, niet als zodanig moeten worden meegerekend.
De conclusie van de Hoge Raad was dat de heffing van baatbelasting in dit geval niet terecht was, omdat er geen wezenlijke verandering was opgetreden. De uitspraak van het Hof werd dan ook bekrachtigd, en het beroep van de belanghebbende werd ongegrond verklaard. De zaak heeft belangrijke implicaties voor de wijze waarop herinrichtingen en de bijbehorende heffingen van baatbelasting moeten worden beoordeeld, vooral in termen van de definitie van 'voorziening' en 'onderhoud'.