ECLI:NL:HR:2006:AZ3873
Hoge Raad
- Cassatie
- J.W. van den Berge
- L. Monné
- C.J.J. van Maanen
- Rechtspraak.nl
Samenloop loonbelasting en inkomstenbelasting; Verrekening van naheffingsaanslag
In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie van X B.V. tegen een uitspraak van het Gerechtshof te Amsterdam van 16 juni 2005, betreffende een naheffingsaanslag in de loonbelasting/premie volksverzekeringen. De naheffingsaanslag, opgelegd over het tijdvak van 1 januari 1998 tot en met 31 december 2000, bedroeg ƒ 2.131.704 (€ 967.325). Na bezwaar tegen deze aanslag, heeft de Inspecteur de aanslag gehandhaafd. X B.V. heeft hiertegen beroep ingesteld bij het Hof, dat het beroep gegrond verklaarde en de aanslag verminderde tot ƒ 1.940.435 (€ 880.531). De uitspraak van het Hof is aan het arrest gehecht.
X B.V. heeft vervolgens cassatie ingesteld tegen de uitspraak van het Hof. De Staatssecretaris van Financiën heeft een verweerschrift ingediend, waarop X B.V. een conclusie van repliek heeft gegeven. De Hoge Raad heeft de zaak beoordeeld aan de hand van de ingediende middelen. Het eerste middel richt zich tegen het oordeel van het Hof dat de inspecteur bevoegd was tot heffing van inkomstenbelasting en beschikte over een 'nieuw feit' voor het opleggen van een navorderingsaanslag inkomstenbelasting over het jaar 1998. De Hoge Raad oordeelt dat het Hof geen blijk heeft gegeven van een onjuiste rechtsopvatting en dat het oordeel niet onbegrijpelijk is.
Het tweede middel richt zich tegen de oordelen van het Hof in de onderdelen 5.4.3 en 5.4.4 van zijn uitspraak. Ook dit middel faalt, omdat de oordelen van het Hof juist zijn. De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten en verklaart het beroep ongegrond. Dit arrest is uitgesproken in het openbaar op 8 december 2006 door de vice-president en de raadsheren, met de waarnemend griffier aanwezig.