ECLI:NL:HR:2006:AZ0248
Hoge Raad
- Herziening
- F.H. Koster
- A.J.A. van Dorst
- J. de Hullu
- Rechtspraak.nl
Herziening van ongewenstverklaring van vreemdeling na veroordelingen voor verblijf in Nederland
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 17 oktober 2006 uitspraak gedaan over de aanvragen tot herziening van een in kracht van gewijsde gegaan arrest van het Gerechtshof te Amsterdam en van verschillende vonnissen van de Politierechter in de Rechtbank te Amsterdam. De aanvrager, die in 2002 tot ongewenst vreemdeling was verklaard, had meerdere veroordelingen gekregen voor het verblijven in Nederland terwijl hij wist dat hij als ongewenst vreemdeling was aangemerkt. De aanvrager verzocht om herziening op basis van een beschikking van de Minister van Vreemdelingenzaken en Integratie van 13 december 2005, waarin werd aangegeven dat er aanleiding bestond om de ongewenstverklaring op te heffen. De Hoge Raad oordeelde dat deze beschikking niet betekende dat de eerdere ongewenstverklaring met terugwerkende kracht was ingetrokken. De beschikking was pas na de eerdere veroordelingen bekendgemaakt, waardoor de aanvragen tot herziening niet konden slagen. De Hoge Raad concludeerde dat de aanvragen kennelijk ongegrond waren en wees deze af.