ECLI:NL:HR:2006:AY9981
Hoge Raad
- Cassatie
- L. Monné
- A.R. Leemreis
- C.J.J. van Maanen
- Rechtspraak.nl
Waardebepaling onroerende zaken van een voetbalvereniging en de toepassing van de Wet WOZ
In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Opsterland tegen een uitspraak van het Gerechtshof te Leeuwarden. De zaak betreft de waardebepaling van onroerende zaken, specifiek de kantine van een voetbalvereniging, voor het tijdvak van 1 januari 2001 tot en met 31 december 2004. De waarde van de kantine was oorspronkelijk vastgesteld op ƒ 266.000, maar na bezwaar door de belanghebbende, de voetbalvereniging, werd deze waarde door het hoofd van de afdeling Publiekszaken verlaagd naar ƒ 253.000. De voetbalvereniging ging in beroep bij het Hof, dat de waarde van de kantine verder verlaagde naar ƒ 234.000, terwijl de waarden van de kleedkamers en velden gehandhaafd bleven.
Het college van burgemeester en wethouders stelde beroep in cassatie in tegen deze uitspraak van het Hof. In cassatie werd vastgesteld dat de waarde van de kantine moet worden bepaald op basis van de gecorrigeerde vervangingswaarde, zoals voorgeschreven door de Wet waardering onroerende zaken (Wet WOZ). Het Hof had geoordeeld dat de kantine voor de heffing van omzetbelasting als zelfstandig goed moet worden aangemerkt, en dat de omzetbelasting bij het bepalen van de vervangingswaarde buiten beschouwing moet blijven. Dit oordeel werd door de Hoge Raad bevestigd.
De Hoge Raad oordeelde dat de middelen van het college en het incidentele beroep van de belanghebbende niet tot cassatie konden leiden. De Hoge Raad verklaarde zowel het principale als het incidentele beroep ongegrond. Tevens werd er geen veroordeling in de proceskosten uitgesproken, en werd een griffierecht van € 422 opgelegd aan de gemeente Opsterland voor het ingestelde beroep in cassatie. Dit arrest is openbaar uitgesproken op 13 oktober 2006.