ECLI:NL:HR:2006:AY9501
Hoge Raad
- Cassatie
- A.E.M. van der Putt-Lauwers
- F.W.G.M. van Brunschot
- C.B. Bavinck
- Rechtspraak.nl
Cassatie over aanslagen vennootschapsbelasting en verliesverrekening
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 6 oktober 2006 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure betreffende aanslagen in de vennootschapsbelasting voor de jaren 2001 en 2002, opgelegd aan X B.V. De belanghebbende had bezwaar gemaakt tegen deze aanslagen, die waren gehandhaafd door de Inspecteur. Na een ongegrondverklaring van de beroepen door het Gerechtshof te Amsterdam, heeft de belanghebbende cassatie ingesteld. De Hoge Raad heeft de zaken ter behandeling gevoegd en de Staatssecretaris van Financiën heeft een verweerschrift ingediend, waarop de belanghebbende heeft gereageerd met een conclusie van repliek.
De kern van het geschil betrof de vraag of de Inspecteur bij het vaststellen van de aanslagen rekening had moeten houden met investeringsbijdragen (WIR) die herleefden door achterwaartse verliesverrekening. Het Hof had geoordeeld dat deze 'herleefde' investeringsbijdragen moesten worden aangemerkt als investeringsbijdragen van het jaar 2000 en dat deze niet meer verrekend konden worden, omdat onverrekend gebleven investeringsbijdragen na 31 december 1999 niet langer in aanmerking komen. De Hoge Raad heeft het oordeel van het Hof bevestigd en de middelen van de belanghebbende verworpen, met de opmerking dat een verwijzing naar de Wet van 3 juli 1999 in feite betrekking had op de Wet van 3 juli 1991.
De Hoge Raad heeft geen termen aanwezig geacht voor een veroordeling in de proceskosten en heeft het beroep ongegrond verklaard. Dit arrest is openbaar uitgesproken door de vice-president en twee raadsheren, met de waarnemend griffier aanwezig.