ECLI:NL:HR:2006:AY8309

Hoge Raad

Datum uitspraak
3 november 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
R06/066HR
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Insolventierecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Faillissementsrechtelijke procedure en verzet tegen faillietverklaring

In deze zaak gaat het om een geschil tussen de failliet, aangeduid als verzoeker tot cassatie, en de ontvanger van de Belastingdienst, die als verweerder in cassatie optreedt. Het verzoek tot cassatie is ingediend tegen een vonnis van de rechtbank te 's-Gravenhage, waarin de verzoeker op 22 februari 2006 in staat van faillissement is verklaard. De verzoeker heeft op 9 maart 2006 verzet aangetekend tegen deze faillietverklaring, maar de rechtbank heeft bij vonnis van 21 maart 2006 het verzetschrift niet-ontvankelijk verklaard wegens overschrijding van de verzettermijn zoals bepaald in artikel 8 lid 2 van de Faillissementswet (Fw). Hierop heeft de verzoeker hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te 's-Gravenhage, dat op 30 mei 2006 het vonnis van de rechtbank heeft bekrachtigd.

Tegen dit arrest heeft de verzoeker beroep in cassatie ingesteld. De Hoge Raad heeft de zaak behandeld en de conclusie van de Advocaat-Generaal L. Stikwerda strekt tot verwerping van het beroep. De Hoge Raad heeft geoordeeld dat de klachten die in het cassatiemiddel zijn aangevoerd, niet tot cassatie kunnen leiden. Dit oordeel is gebaseerd op artikel 81 van de Wet op de rechterlijke organisatie (RO), dat bepaalt dat geen nadere motivering vereist is wanneer de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

Uiteindelijk heeft de Hoge Raad op 3 november 2006 het beroep verworpen. Dit arrest is openbaar uitgesproken door raadsheer W.D.H. Asser, en de zaak is behandeld door de raadsheren H.A.M. Aaftink, O. de Savornin Lohman en A.M.J. van Buchem-Spapens.

Uitspraak

3 november 2006
Eerste Kamer
Rek.nr. R06/066HR
MK/AS
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
[Verzoeker],
voorheen wonende te [woonplaats],
VERZOEKER tot cassatie,
advocaat: mr. P.J.Ph. Dietz de Loos,
t e g e n
DE ONTVANGER VAN DE BELASTINGDIENST/ HAAGLANDEN,
kantoorhoudende te 's-Gravenhage,
VERWEERDER in cassatie,
advocaat: mr. M. Ynzonides.
1. Het geding in feitelijke instanties
Met een op 9 maart 2006 ter griffie van de rechtbank te 's-Gravenhage ingediend verzoekschrift is verzoeker tot cassatie - verder te noemen: [verzoeker] - tegen het vonnis van die rechtbank van 22 februari 2006, waarbij [verzoeker] in staat van faillissement is verklaard, in verzet gekomen.
De rechtbank heeft bij vonnis van 21 maart 2006 het verzetschrift niet-ontvankelijk verklaard wegens overschrijding van de verzettermijn bepaald in art. 8 lid 2 Fw.
Tegen dit vonnis heeft [verzoeker] hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te 's-Gravenhage.
Bij arrest van 30 mei 2006 heeft het hof het vonnis van de rechtbank bekrachtigd.
Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen het arrest van het hof heeft [verzoeker] beroep in cassatie ingesteld. Het cassatierekest is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De zaak is voor verweerder in cassatie - verder te noemen: de Ontvanger - toegelicht door zijn advocaat en door mr. E.D. van Geuns, advocaat bij de Hoge Raad.
De conclusie van de Advocaat-Generaal L. Stikwerda strekt tot verwerping van het beroep.
3. Beoordeling van het middel
De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren H.A.M. Aaftink, als voorzitter, O. de Savornin Lohman en A.M.J. van Buchem-Spapens, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer W.D.H. Asser op 3 november 2006.