ECLI:NL:HR:2006:AY8309
Hoge Raad
- Cassatie
- H.A.M. Aaftink
- O. de Savornin Lohman
- A.M.J. van Buchem-Spapens
- W.D.H. Asser
- Rechtspraak.nl
Faillissementsrechtelijke procedure en verzet tegen faillietverklaring
In deze zaak gaat het om een geschil tussen de failliet, aangeduid als verzoeker tot cassatie, en de ontvanger van de Belastingdienst, die als verweerder in cassatie optreedt. Het verzoek tot cassatie is ingediend tegen een vonnis van de rechtbank te 's-Gravenhage, waarin de verzoeker op 22 februari 2006 in staat van faillissement is verklaard. De verzoeker heeft op 9 maart 2006 verzet aangetekend tegen deze faillietverklaring, maar de rechtbank heeft bij vonnis van 21 maart 2006 het verzetschrift niet-ontvankelijk verklaard wegens overschrijding van de verzettermijn zoals bepaald in artikel 8 lid 2 van de Faillissementswet (Fw). Hierop heeft de verzoeker hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te 's-Gravenhage, dat op 30 mei 2006 het vonnis van de rechtbank heeft bekrachtigd.
Tegen dit arrest heeft de verzoeker beroep in cassatie ingesteld. De Hoge Raad heeft de zaak behandeld en de conclusie van de Advocaat-Generaal L. Stikwerda strekt tot verwerping van het beroep. De Hoge Raad heeft geoordeeld dat de klachten die in het cassatiemiddel zijn aangevoerd, niet tot cassatie kunnen leiden. Dit oordeel is gebaseerd op artikel 81 van de Wet op de rechterlijke organisatie (RO), dat bepaalt dat geen nadere motivering vereist is wanneer de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
Uiteindelijk heeft de Hoge Raad op 3 november 2006 het beroep verworpen. Dit arrest is openbaar uitgesproken door raadsheer W.D.H. Asser, en de zaak is behandeld door de raadsheren H.A.M. Aaftink, O. de Savornin Lohman en A.M.J. van Buchem-Spapens.