ECLI:NL:HR:2006:AY6002
Hoge Raad
- Cassatie
- J.W. van den Berge
- P.J. van Amersfoort
- A.R. Leemreis
- C.J.J. van Maanen
- C.A. Streefkerk
- Rechtspraak.nl
Afschaffing overgangsregime oude lijfrentepolissen en de gevolgen voor belastingplichtigen
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 11 augustus 2006 uitspraak gedaan over de afschaffing van het overgangsregime voor oude lijfrentepolissen per 1 januari 2001. De belanghebbende, die in oktober 2001 een verzoek om voorlopige teruggaaf van inkomstenbelasting over het jaar 2001 had ingediend, kreeg te maken met de afwijzing van de Inspecteur. Deze afwijzing werd gehandhaafd na bezwaar, waarna de belanghebbende in beroep ging bij het Hof. Het Hof verklaarde het beroep ongegrond, waarop de belanghebbende cassatie instelde.
De zaak draait om de vraag of de afschaffing van de premie-aftrek in strijd is met artikel 1 van het Eerste Protocol bij het EVRM. De belanghebbende stelde dat hij gerechtvaardigd vertrouwen had in de uitlatingen van de Staatssecretaris van Financiën, die eerder had aangegeven dat contracten die voor de inwerkingtreding van de nieuwe regeling waren afgesloten, gerespecteerd zouden worden. De Hoge Raad oordeelde echter dat de afschaffing van de premie-aftrek niet leidt tot een individuele en buitensporige last voor de belanghebbende, aangezien de uitkeringen op een later moment niet in de heffing worden betrokken.
De Hoge Raad concludeerde dat het beroep ongegrond was en dat er geen termen aanwezig waren voor een veroordeling in de proceskosten. Dit arrest bevestigt de rechtsgeldigheid van de afschaffing van het overgangsregime en de gevolgen daarvan voor belastingplichtigen met oude lijfrentepolissen.