ECLI:NL:HR:2006:AY3639
Hoge Raad
- Cassatie
- A.G. Pos
- L. Monné
- P.J. van Amersfoort
- A.R. Leemreis
- C.J.J. van Maanen
- Rechtspraak.nl
Cassatie over de belastingheffing van periodieke uitkeringen uit een trust
In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie van belanghebbende X tegen de uitspraak van het Gerechtshof te 's-Gravenhage van 12 december 2002, betreffende een aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen voor het jaar 1996. De Inspecteur had een aanslag opgelegd, die na bezwaar was verminderd tot een belastbaar inkomen van ƒ 779.382. Belanghebbende ging in beroep bij het Hof, dat het beroep ongegrond verklaarde. Hierop heeft belanghebbende cassatie ingesteld.
De Hoge Raad behandelt de vraag of een periodieke uitkering uit een trust kan worden aangemerkt als tegenwaarde voor een prestatie, zoals bedoeld in artikel 25, lid 1, letter g, van de Wet op de inkomstenbelasting 1964. De Hoge Raad oordeelt dat de beoordeling van deze vraag moet plaatsvinden vanuit de positie van de schuldenaar van de periodieke uitkering. Het Hof had geoordeeld dat de uitkeringen niet als tegenprestatie konden worden aangemerkt, maar de Hoge Raad komt tot de conclusie dat dit oordeel onjuist is.
De Hoge Raad verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van het Hof en verwijst de zaak naar het Gerechtshof te Amsterdam voor verdere behandeling. Tevens wordt de Staatssecretaris van Financiën veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, vastgesteld op € 644 voor beroepsmatig verleende rechtsbijstand, en wordt het griffierecht van € 82 aan belanghebbende vergoed. Dit arrest is gewezen op 14 juli 2006 door de raadsheer A.G. Pos als voorzitter en vier andere raadsheren, in aanwezigheid van de waarnemend griffier A.I. Boussak-Leeksma.