ECLI:NL:HR:2006:AY0187

Hoge Raad

Datum uitspraak
3 oktober 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
03100/05 E
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van de uitspraak van het Hof over de strafbaarheid van de verdachte onder de Vreemdelingenwet 2000

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 3 oktober 2006 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam. Het Hof had de verdachte ontslagen van alle rechtsvervolging op grond van het feit dat het bewezenverklaarde niet als strafbaar feit kon worden gekwalificeerd. De verdachte was beschuldigd van het niet naleven van de verplichtingen onder de Vreemdelingenwet 2000, specifiek met betrekking tot het toelaten van een vreemdeling zonder de vereiste documenten. De Hoge Raad oordeelde dat het Hof onterecht had geoordeeld dat het bewezenverklaarde geen strafbaar feit opleverde. De Hoge Raad stelde vast dat de bewezenverklaring alle bestanddelen bevatte van de delictsomschrijvingen in de artikelen 3.1 en 4.1 van de Vreemdelingenwet 2000. De enkele verwijzing naar een inmiddels vervallen artikel 6 van de Vreemdelingenwet (oud) deed hier niet aan af. De Hoge Raad vernietigde de uitspraak van het Hof en verwees de zaak terug naar het Gerechtshof te Amsterdam voor een nieuwe behandeling. Dit arrest benadrukt de noodzaak voor een zorgvuldige beoordeling van de strafbaarheid in het kader van de Vreemdelingenwet en de verantwoordelijkheden van vervoerders.

Uitspraak

3 oktober 2006
Strafkamer
nr. 03100/05 E
KM/MR
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam, Economische Kamer, van 4 februari 2005, nummer 23/001499-04, in de strafzaak tegen:
[verdachte], gevestigd te [vestigingsplaats].
1. De bestreden uitspraak
Het Hof heeft in hoger beroep - met vernietiging van een vonnis van de Rechtbank te Haarlem van 12 augustus 2003 - de verdachte ontslagen van alle rechtsvervolging.
2. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door Advocaat-Generaal bij het Hof. Deze heeft bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Wortel heeft geconcludeerd dat de Hoge Raad het beroep zal verwerpen.
3. Beoordeling van het middel
3.1. Het middel klaagt dat het Hof het bewezenverklaarde ten onrechte niet heeft gekwalificeerd als "overtreding van art. 4, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000" althans dat het Hof zijn beslissing dat het bewezenverklaarde geen strafbaar feit oplevert en de verdachte derhalve dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging, niet naar behoren heeft gemotiveerd.
3.2.1. Ten laste van de verdachte heeft het Hof bewezenverklaard dat:
"zij in de periode van 23 juli 2002 tot en met 24 juli 2002 buiten Nederland, en te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer,
als vervoerder door wiens tussenkomst (met vlucht nummer [vluchtnummer]) 1 een vreemdeling (van Albanese nationaliteit) binnen het grondgebied van Nederland werd gebracht vanaf de luchthaven(s) Detroit (Verenigde Staten van Amerika),
aan welke vreemdeling het niet krachtens een der bepalingen van de artikelen 8 tot en met 10 van de Vreemdelingenwet was toegestaan in Nederland te verblijven en/of welke vreemdeling niet voldeed aan de bij of krachtens algemene maatregel van bestuur vastgestelde vereisten ten aanzien van het bezit van een document voor grensoverschrijding, niet aan haar verplichtingen heeft voldaan om
- de nodige maatregelen te nemen en/of
- het redelijkerwijs te vorderen toezicht te houden om te voorkomen dat door die vreemdeling niet werd voldaan aan een of meer vereiste(n), zoals genoemd in artikel 6 lid 1 van de Vreemdelingenwet,
immers heeft zij, verdachte, toen aldaar die vreemdeling toegelaten aan boord van een vliegtuig met bovengenoemd vluchtnummer en (per vliegtuig) vervoerd naar Nederland en binnen het grondgebied van Nederland gebracht terwijl die vreemdeling onvoldoende gedocumenteerd was, te weten niet in het bezit van het vereiste visum."
3.2.2. Onder het hoofd 'Strafbaarheid van het bewezengeachte' heeft het Hof als volgt geoordeeld:
"Het bewezenverklaarde is toegesneden op artikel 6 van de Vreemdelingenwet (oud). Ten tijde van het bewezenverklaarde was overtreding van het in artikel 6 van de Vreemdelingenwet (oud) bepaalde niet strafbaar gesteld, waar deze wet destijds niet meer van kracht was.
Gelet op het voorgaande moet worden vastgesteld dat het bewezengeachte geen strafbaar feit oplevert. De verdachte dient derhalve te worden ontslagen van alle rechtsvervolging."
3.2.3. De bepalingen van de Vreemdelingenwet 2000 die voor de beoordeling van het middel van belang zijn, luiden als volgt:
- Art. 4, eerste lid:
"De vervoerder door wiens tussenkomst de vreemdeling aan een buitengrens of binnen het grondgebied van Nederland wordt gebracht, neemt de nodige maatregelen en houdt het toezicht dat redelijkerwijs van hem kan worden gevorderd om te voorkomen dat door de vreemdeling niet wordt voldaan aan artikel 3, eerste lid, onder a."
- Art. 3, eerste lid:
"Toegang tot Nederland wordt geweigerd aan de vreemdeling die:
a. niet in het bezit is van een geldig document voor grensoverschrijding, dan wel in het bezit is van een document voor grensoverschrijding waarin het benodigde visum ontbreekt (...)."
- Art. 108, tweede lid:
"2. Overtreding van een voorschrift, vastgesteld bij of krachtens artikel 4, eerste en tweede lid, wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste zes maanden of geldboete van de vierde categorie."
3.3. Gelet op het bovenstaande is de beslissing van het Hof dat het bewezenverklaarde geen strafbaar feit oplevert onjuist omdat de bewezenverklaring alle bestanddelen van de onder 3.2.3 weergegeven delictsomschrijvingen bevat, waaraan de enkele, niet meer relevante verwijzing naar art. 6 (oud) van de Vreemdelingenwet niet afdoet.
3.4. Het middel slaagt.
4. Slotsom
Hetgeen hiervoor is overwogen brengt mee dat de bestreden uitspraak niet in stand kan blijven en dat als volgt moet worden beslist.
5. Beslissing
De Hoge Raad:
Vernietigt de bestreden uitspraak;
Wijst de zaak terug naar het Gerechtshof te Amsterdam, Economische Kamer, opdat de zaak op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan.
Dit arrest is gewezen door de vice-president F.H. Koster als voorzitter, en de raadsheren J.P. Balkema en J. de Hullu, in bijzijn van de waarnemend griffier J.D.M. Hart, en uitgesproken op 3 oktober 2006.