ECLI:NL:HR:2006:AX9396
Hoge Raad
- Cassatie
- Rechtspraak.nl
Geschil over arbeidsovereenkomst tussen ANWB en instructrice
In deze zaak gaat het om een geschil tussen een instructrice en de Koninklijke Nederlandse Toeristenbond ANWB over de vraag of er sprake is van een arbeidsovereenkomst. De instructrice, aangeduid als eiseres, heeft de ANWB op 15 mei 2000 gedagvaard voor de kantonrechter te 's-Gravenhage. Zij vorderde onder andere erkenning van een arbeidsovereenkomst en betaling van achterstallig salaris en emolumenten. De ANWB heeft de vordering bestreden en in de procedure is gebleken dat de ANWB B.V. de juiste partij was in plaats van de Koninklijke Nederlandse Toeristenbond ANWB. De kantonrechter heeft in een tussenvonnis van 14 november 2000 een bewijsopdracht aan ANWB B.V. verleend, maar heeft in het eindvonnis van 22 januari 2002 de vordering van eiseres afgewezen. Eiseres heeft hiertegen hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te 's-Gravenhage, waar haar vordering werd vermeerderd. Het hof heeft in een eindarrest van 18 maart 2005 het eindvonnis van de kantonrechter bekrachtigd. Eiseres heeft vervolgens cassatie ingesteld bij de Hoge Raad. De Hoge Raad heeft het beroep verworpen en eiseres in de kosten van het geding in cassatie veroordeeld. De Hoge Raad oordeelde dat de klachten in de middelen niet tot cassatie konden leiden, zonder dat verdere motivering nodig was, aangezien de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.