ECLI:NL:HR:2006:AX9130

Hoge Raad

Datum uitspraak
23 juni 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
41203
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Procedures
  • Cassatie
Rechters
  • L. Monné
  • P.J. van Amersfoort
  • C.J.J. van Maanen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over naheffingsaanslag in de overdrachtsbelasting en waardedruk door pachtovereenkomst

In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie van belanghebbende X tegen de uitspraak van het Gerechtshof te 's-Gravenhage van 16 juli 2004, betreffende een naheffingsaanslag in de overdrachtsbelasting. De naheffingsaanslag was opgelegd ter zake van de verkrijging van enkele percelen landbouwgrond en na bezwaar was de aanslag verminderd tot een bedrag van € 6514. Belanghebbende ging in beroep bij het Hof, dat het beroep ongegrond verklaarde. Tegen deze uitspraak heeft belanghebbende cassatie ingesteld.

De Hoge Raad beoordeelt de klachten van belanghebbende en komt tot de conclusie dat deze niet tot cassatie kunnen leiden. Het Hof had geoordeeld dat er geen schriftelijke pachtovereenkomst tot stand was gekomen en dat er ook geen aanleiding was om waardedruk in aanmerking te nemen op basis van een pachtovereenkomst. Dit oordeel van het Hof wordt door de Hoge Raad niet als onjuist beschouwd en is gebaseerd op een niet onbegrijpelijke uitleg van de overeenkomsten.

Daarnaast oordeelt de Hoge Raad dat de klachten van belanghebbende geen nadere motivering behoeven, omdat zij niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Hoge Raad acht ook geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.

Uiteindelijk verklaart de Hoge Raad het beroep ongegrond. Dit arrest is uitgesproken op 23 juni 2006 door de raadsheer L. Monné als voorzitter, samen met de raadsheren P.J. van Amersfoort en C.J.J. van Maanen, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier A.I. Boussak-Leeksma.

Uitspraak

Nr. 41.203
23 juni 2006
Za
gewezen op het beroep in cassatie van X te Z tegen de uitspraak van het Gerechtshof te 's-Gravenhage van 16 juli 2004, nr. 03/02076, betreffende na te melden naheffingsaanslag in de overdrachtsbelasting.
1. Naheffingsaanslag, bezwaar en geding voor het Hof
Aan belanghebbende is ter zake van de verkrijging van enkele percelen landbouwgrond een naheffingsaanslag in de overdrachtsbelasting opgelegd, welke aanslag, na daartegen gemaakt bezwaar, bij uitspraak van de Inspecteur is verminderd tot een aanslag ten bedrage van € 6514.
Belanghebbende is tegen die uitspraak in beroep gekomen bij het Hof.
Het Hof heeft het beroep ongegrond verklaard. De uitspraak van het Hof is aan dit arrest gehecht.
2. Geding in cassatie
Belanghebbende heeft tegen 's Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Staatssecretaris van Financiën heeft een verweerschrift ingediend.
3. Beoordeling van de klachten
3.1. Voorzover de klachten zich richten tegen onderdeel 6.2.1 van 's Hofs uitspraak, kunnen zij niet tot cassatie leiden. Het aldaar door het Hof overwogene moet aldus worden verstaan dat naar zijn oordeel geen schriftelijke pachtovereenkomst tot stand is gekomen, en evenmin een pachtovereenkomst die nog niet schriftelijk is aangegaan, maar waarvan op grond van artikel 11, lid 1, van de Pachtwet schriftelijke vastlegging zou kunnen worden gevorderd. Dat oordeel geeft geen blijk van een onjuiste rechtsopvatting en berust voor het overige op de aan het Hof voorbehouden, niet onbegrijpelijke uitlegging van de overeenkomsten. Daarvan uitgaande heeft het Hof zonder schending van een rechtsregel kunnen oordelen dat er geen aanleiding bestaat om uit hoofde van de aanwezigheid van een pachtovereenkomst enige waardedruk in aanmerking te nemen.
3.2. Ook voor het overige kunnen de klachten niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien artikel 81 van de Wet op de rechterlijke organisatie, geen nadere motivering, nu de klachten in zoverre niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Proceskosten
De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.
5. Beslissing
De Hoge Raad verklaart het beroep ongegrond.
Dit arrest is gewezen door de raadsheer L. Monné als voorzitter, en de raadsheren P.J. van Amersfoort en C.J.J. van Maanen, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier A.I. Boussak-Leeksma, en in het openbaar uitgesproken op 23 juni 2006.