ECLI:NL:HR:2006:AX6256
Hoge Raad
- Cassatie
- H.A.M. Aaftink
- J.C. van Oven
- W.D.H. Asser
- E.J. Numann
- Rechtspraak.nl
Echtscheiding tussen voormalig echtelieden en de intrekking van een appelgrief
In deze zaak gaat het om een geschil tussen voormalig echtelieden over de door de man verzochte echtscheiding. De man heeft op 16 februari 2004 een verzoekschrift ingediend bij de rechtbank te Rotterdam, waarin hij echtscheiding verzocht. De vrouw heeft dit verzoek bestreden. Na behandeling van de zaak op 14 september 2004 heeft de rechtbank op 28 september 2004 de echtscheiding uitgesproken. De vrouw heeft hiertegen hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te 's-Gravenhage. Het hof heeft op 18 mei 2005 de beschikking van de rechtbank bekrachtigd en het in hoger beroep meer of anders verzochte afgewezen. Tegen deze beschikking heeft de vrouw cassatie ingesteld. De man heeft verzocht het beroep te verwerpen. De Advocaat-Generaal E.M. Wesseling-van Gent heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De Hoge Raad heeft de zaak beoordeeld en vastgesteld dat de in de middelen aangevoerde klachten niet tot cassatie kunnen leiden. Dit behoeft, gezien artikel 81 van de Wet op de rechterlijke organisatie, geen nadere motivering, omdat de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Hoge Raad heeft op 23 juni 2006 het beroep verworpen. Dit arrest is gewezen door de raadsheren H.A.M. Aaftink, als voorzitter, J.C. van Oven en W.D.H. Asser, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer E.J. Numann.