ECLI:NL:HR:2006:AX5450

Hoge Raad

Datum uitspraak
4 juli 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
00206/06 H, 00256/06 H, 00257/06 H
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Herziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herziening van vonnissen van de Politierechter in de Rechtbank te Breda wegens persoonsverwisseling

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 4 juli 2006 uitspraak gedaan over een aanvrage tot herziening van eerdere vonnissen van de Politierechter in de Rechtbank te Breda. De aanvrager, geboren in 1981 en wonende te Tilburg, had eerder vonnissen gekregen voor diefstal en bedreiging met geweld. De aanvrage tot herziening was ingediend door mr. M. Kleingeld, advocaat te Tilburg, en berustte op de stelling dat er sprake was van een persoonsverwisseling. De aanvrager stelde dat zijn broer zich had uitgegeven voor hem tijdens de gepleegde feiten, en ter onderbouwing werden verklaringen van getuigen overgelegd.

De Hoge Raad heeft de aanvrage gegrond verklaard, waarbij werd vastgesteld dat de inhoud van de overgelegde stukken steun biedt voor de stelling van de aanvrager. De getuigenverklaringen wezen op een persoonsverwisseling, wat het ernstige vermoeden opriep dat de Politierechter, indien hij op de hoogte was geweest van deze feiten, de aanvrager zou hebben vrijgesproken. De Hoge Raad heeft besloten de tenuitvoerlegging van de eerdere vonnissen op te schorten en de zaken te verwijzen naar het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch voor herbehandeling.

De uitspraak van de Hoge Raad benadrukt het belang van zorgvuldigheid in strafzaken en de mogelijkheid van herziening wanneer nieuwe feiten aan het licht komen die de uitkomst van de eerdere rechtsgang kunnen beïnvloeden. Dit arrest is een belangrijke bevestiging van de rechtsbescherming van individuen in het strafrecht en de mogelijkheid om onterecht opgelegde straffen te herzien.

Uitspraak

4 juli 2006
Strafkamer
nrs. 00206/06 H
00256/06 H
00257/06 H
IC
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op een aanvrage tot herziening van
- een in kracht van gewijsde gegaan vonnis van de Politierechter in de Rechtbank te Breda van 14 oktober 2003, nummers 02/076027-03 en 02/071056-03;
- een in kracht van gewijsde gegaan vonnis van de Politierechter in de Rechtbank te Breda van 11 december 2003, nummer 02/076527-03 en
- een in kracht van gewijsde gegaan vonnis van de Politierechter in de Rechtbank te Breda van 6 mei 2004, nummer 02/076784-03,
ingediend door mr. M. Kleingeld, advocaat te Tilburg, namens:
[aanvrager], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1981, wonende te [woonplaats].
1. De uitspraken waarvan herziening is gevraagd
De Politierechter heeft de aanvrager onder parketnummers 02/076027-03 en 02/071056-03 ter zake van "diefstal" gepleegd op 25 juli 2003 en "diefstal, meermalen gepleegd", gepleegd op 6 augustus 2003, veroordeeld tot twee weken gevangenisstraf voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren en een werkstraf voor de duur van 50 uren subsidiair 25 dagen hechtenis.
De Politierechter heeft de aanvrager onder parketnummer 02/076527-03 ter zake van "diefstal", gepleegd op 24 oktober 2003, veroordeeld tot een week gevangenisstraf.
De Politierechter heeft de aanvrager onder parketnummer 02/076784-03 ter zake van "diefstal, gevolgd van bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren", gepleegd op 22 november 2003, veroordeeld tot acht weken gevangenisstraf.
2. De aanvrage tot herziening
2.1. De aanvrage tot herziening is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
2.2. De aanvrage berust op de stelling dat sprake is van een omstandigheid als bedoeld in art. 457, eerste lid aanhef en onder 2°, Sv. In de aanvrage wordt aangevoerd dat er sprake is van een persoonsverwisseling.
De broer van de aanvrager zou zich hebben uitgegeven voor de aanvrager. Ter staving hiervan worden verklaringen van getuigen overgelegd.
3. De conclusie van de Advocaat-Generaal
De Advocaat-Generaal Machielse heeft geconcludeerd dat de Hoge Raad de aanvrage gegrond zal verklaren, voorzover nodig de opschorting of schorsing van de tenuitvoerlegging van de in de aanvrage vermelde uitspraken zal bevelen en de zaken zal verwijzen naar het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch, opdat de zaken zullen worden behandeld en afgedaan op de wijze als in art. 467, eerste lid, Sv is voorzien.
4. Beoordeling van de aanvrage
4.1. Als bijlage bij de aanvrage zijn onder meer gevoegd:
- een proces-verbaal van bevindingen, PL 2066/03-156309, op 9 november 2005 opgemaakt door [verbalisant 1], agente van politie Midden en West Brabant, waarin deze verklaart dat zij op 25 juli 2003 iemand heeft opgehaald die verdacht werd van winkeldiefstal te Tilburg.
Nadien, in november 2005, is haar verzocht twee foto's te bekijken. Op een van de foto's herkende zij voor 100 procent de persoon die op 25 juli 2003 was aangehouden, welke persoon bleek te zijn [betrokkene 1]. De persoon op de andere foto, de aanvrager, had zij nog nooit eerder gezien;
- proces-verbaal van verhoor, PL 2066/03-156309, op 9 november 2005 opgemaakt door [verbalisant 1] (voornoemd) waarin [getuige 1] verklaart over een winkeldiefstal van 25 juli 2003. [Getuige 1] heeft de winkeldief aangehouden en overgedragen aan de politie. Hem is een foto getoond van de aanvrager. [Getuige 1] herkende de aanvrager als degene die nadien met zijn vriendin in de winkel is geweest en aan wie [getuige 1] toen heeft gezegd dat hij hem niet van de diefstal herkent;
- een proces-verbaal van verhoor, PL 2066/03-156309, op 9 november 2005 opgemaakt door [verbalisant 1] (voornoemd) inhoudende de verklaring van [getuige 2], waarin zij te kennen geeft dat de jongen die nadien met zijn vriendin in de winkel is geweest, een ander was dan degene die de winkeldiefstal op 25 juli 2003 heeft gepleegd;
- een proces-verbaal van verhoor, PL 2067/03-266429, op 30 december 2004 opgemaakt door [verbalisant 2], hoofdagente van politie Midden en West Brabant, inhoudende de verklaring van de vriendin van de aanvrager, [betrokkene 2], waarin zij aangeeft dat er sprake is van een persoonsverwisseling en dat de broer van de aanvrager degene is geweest die de feiten van 22 november 2003, 24 oktober 2003, 25 juli 2003 en 6 augustus 2003 heeft gepleegd;
- een proces-verbaal van verhoor, PL 2067/03-266429, op 30 december 2004 opgemaakt door [verbalisant 2] (voornoemd) inhoudende als verklaring van [aangeefster], aangeefster van de op 22 november 2003 gepleegde diefstal (het betrof diefstal van een trui op het Koningsplein te Tilburg), dat zij van de foto van [betrokkene 1] de dader herkent van die diefstal. De persoon die is afgebeeld op de door de vriendin van de aanvrager ter beschikking gestelde foto van de aanvrager is haar onbekend;
- een proces-verbaal van verhoor, PL 2067/03-266429, op 30 december 2004 opgemaakt door [verbalisant 2] (voornoemd) waarin [getuige 3], een collega van [aangeefster], de verklaring van deze [aangeefster] bevestigt;
- een proces-verbaal van verhoor, PL 2066/03-266429, op 26 april 2004 opgemaakt door [verbalisant 3], agent van politie Midden en West Brabant, waarin [betrokkene 1], de broer van de aanvrager, toegeeft dat hij de diefstal van 24 november 2003 (de Hoge Raad leest: 22 november), van een trui op het Koningsplein te Tilburg, kan hebben gepleegd en daarbij de naam van zijn broer, de aanvrager, kan hebben opgegeven.
4.2. De inhoud van de hiervoor onder 4.1 vermelde stukken geeft steun aan de stelling waarop de aanvrage berust, te weten dat in de zaken die leidden tot de uitspraken waarvan herziening is gevraagd, sprake is geweest van een persoonsverwisseling.
4.3. Een en ander levert het ernstige vermoeden op dat de Politierechter, ware deze met de evenvermelde feiten en omstandigheden bekend geweest, de aanvrager van de hem tenlastegelegde feiten zou hebben vrijgesproken.
5. Slotsom
Uit het vorenoverwogene volgt dat zich een omstandigheid voordoet als bedoeld in art. 457, eerste lid aanhef en onder 2°, Sv, zodat de aanvrage gegrond is en als volgt moet worden beslist.
6. Beslissing
De Hoge Raad:
Verklaart de aanvrage tot herziening gegrond;
Beveelt voorzover nodig de opschorting of schorsing van de tenuitvoerlegging van voormelde vonnissen van de
Politierechter in de Rechtbank te Breda van 14 oktober 2003, 11 december 2003 en 6 mei 2004;
Verwijst de zaken naar het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch, opdat de zaken op de voet van art. 467, eerste lid, Sv opnieuw zullen worden behandeld en afgedaan.
Dit arrest is gewezen door de vice-president F.H. Koster als voorzitter, en de raadsheren J.P. Balkema en J. de Hullu, in bijzijn van de griffier S.P. Bakker, en uitgesproken op 4 juli 2006.