ECLI:NL:HR:2006:AX3083
Hoge Raad
- Cassatie
- H.A.M. Aaftink
- A.M.J. van Buchem-Spapens
- J.C. van Oven
- W.D.H. Asser
- Rechtspraak.nl
Tussentijdse beëindiging van de schuldsaneringsregeling op grond van niet-nakoming van verplichtingen
In deze zaak gaat het om de tussentijdse beëindiging van de schuldsaneringsregeling van de verzoekster, die in deze procedure als schuldenares wordt aangeduid. De rechtbank te Utrecht had op 25 mei 2004 de definitieve toepassing van de schuldsaneringsregeling uitgesproken, waarbij een rechter-commissaris en een bewindvoerster werden benoemd. Op 10 oktober 2005 verzocht de bewindvoerster de rechtbank om de toepassing van de schuldsaneringsregeling te beëindigen, omdat de schuldenares niet voldeed aan haar informatie- en inspanningsverplichtingen, wat leidde tot een boedelachterstand zoals bedoeld in artikel 296 lid 2 van de Faillissementswet.
De rechtbank heeft op 14 november 2005 het verzoek van de bewindvoerster ingewilligd en de toepassing van de schuldsaneringsregeling beëindigd. Tevens werd bepaald dat de schuldenares van rechtswege in staat van faillissement zou verkeren zodra het vonnis in kracht van gewijsde zou zijn gegaan. In het faillissement werden een rechter-commissaris en een curator benoemd. De schuldenares ging in hoger beroep tegen dit vonnis bij het gerechtshof te Amsterdam, dat op 7 februari 2006 het vonnis van de rechtbank bekrachtigde.
Tegen dit arrest heeft de schuldenares cassatie ingesteld. De Hoge Raad heeft de zaak beoordeeld en de klachten die in de cassatie zijn aangevoerd, kunnen niet tot cassatie leiden. De Hoge Raad oordeelt dat de klachten geen nadere motivering behoeven, omdat zij niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. Uiteindelijk verwerpt de Hoge Raad het beroep en bevestigt daarmee de eerdere uitspraken van de lagere rechters.