ECLI:NL:HR:2006:AW6233

Hoge Raad

Datum uitspraak
1 september 2006
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
R05/149HR
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Insolventierecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussentijdse beëindiging van de schuldsaneringsregeling en schending van de informatieplicht door schuldenaren

In deze zaak gaat het om de tussentijdse beëindiging van de schuldsaneringsregeling van twee schuldenaren, verzoekers tot cassatie, die in eerste instantie door de rechtbank te 's-Gravenhage was uitgesproken op 16 februari 2005. De rechtbank benoemde daarbij een rechter-commissaris en een bewindvoerder. Op 4 juli 2005 verzocht de bewindvoerder de rechtbank om de schuldsaneringsregeling te beëindigen en tegelijkertijd het faillissement van de schuldenaren uit te spreken. Na een mondelinge behandeling op 2 september 2005 heeft de rechtbank op dezelfde dag de schuldsaneringsregeling beëindigd en bepaald dat de schuldenaren in staat van faillissement zouden verkeren, met benoeming van een rechter-commissaris en curator.

Tegen deze beslissing hebben de schuldenaren hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te 's-Gravenhage, dat op 8 november 2005 het vonnis van de rechtbank heeft bekrachtigd. Hierna hebben de schuldenaren cassatie ingesteld. De conclusie van de Advocaat-Generaal L.A.D. Keus was om het beroep te verwerpen. De Hoge Raad heeft in zijn arrest van 1 september 2006 geoordeeld dat de klachten in de middelen niet tot cassatie kunnen leiden. Dit oordeel behoeft geen nadere motivering, aangezien de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

De Hoge Raad heeft het beroep verworpen, waarmee de eerdere uitspraken van de rechtbank en het gerechtshof in stand zijn gebleven. Dit arrest is openbaar uitgesproken door raadsheer E.J. Numann.

Uitspraak

1 september 2006
Eerste Kamer
Rek.nr. R05/149HR
JMH/RM
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
1. [Verzoeker 1] en
2. [Verzoekster 2],
beiden wonende te [woonplaats],
VERZOEKERS tot cassatie,
advocaat: mr. P.J.Ph. Dietz de Loos.
1. Het geding in feitelijke instanties
De rechtbank te 's-Gravenhage heeft bij vonnis van 16 februari 2005 ten aanzien van verzoekers tot cassatie - verder te noemen: de schuldenaren - de definitieve toepassing van de schuldsaneringsregeling uitgesproken en daarbij een rechter-commissaris en een bewindvoerder benoemd.
Op 4 juli 2005 heeft de bewindvoerder bij deze rechtbank een verzoek ingediend strekkende tot beëindiging van de schuldsaneringsregeling onder het gelijktijdig uitspreken van het faillissement van de schuldenaren.
Na een mondelinge behandeling van voormeld verzoek op 2 september 2005 heeft de rechtbank bij vonnis van diezelfde dag de toepassing van de schuldsaneringsregelingen van beide schuldenaren beëindigd en voor het geval deze uitspraak kracht van gewijsde krijgt bepaald dat zij in staat van faillissement zullen verkeren. Tevens heeft zij een rechter-commissaris en een curator benoemd.
Tegen dit vonnis hebben de schuldenaren hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te 's-Gravenhage.
Bij arrest van 8 november 2005 heeft het hof voormeld vonnis van de rechtbank bekrachtigd.
Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen het arrest van het hof hebben de schuldenaren beroep in cassatie ingesteld. Het cassatierekest is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.
De conclusie van de Advocaat-Generaal L.A.D. Keus strekt tot verwerping van het beroep.
3. Beoordeling van de middelen
De in de middelen aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren H.A.M. Aaftink, als voorzitter, J.C. van Oven en F.B. Bakels, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer E.J. Numann op 1 september 2006.