ECLI:NL:HR:2006:AW2421
Hoge Raad
- Cassatie
- F.H. Koster
- G.J.M. Corstens
- W.M.E. Thomassen
- Rechtspraak.nl
Cassatie tegen veroordeling voor diverse strafbare feiten met betrekking tot doodslag, bedreiging, verkrachting en diefstal
In deze zaak gaat het om een cassatieberoep tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch, waarin de verdachte op 5 oktober 2004 was veroordeeld tot twintig jaar gevangenisstraf voor verschillende strafbare feiten, waaronder doodslag, bedreiging, verkrachting en diefstal. De verdachte, geboren in 1968 en ten tijde van de aanzegging gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting 'Flevoland', heeft het cassatieberoep ingesteld via zijn advocaat, mr. D. Moszkowicz. De Advocaat-Generaal Machielse heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De Hoge Raad heeft de bestreden uitspraak vernietigd, maar enkel wat betreft de duur van de opgelegde gevangenisstraf. De straf is verminderd tot negentien jaren en acht maanden. Het beroep is voor het overige verworpen. De Hoge Raad oordeelt dat de redelijke termijn, zoals bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM), is overschreden, omdat er meer dan zestien maanden zijn verstreken sinds het instellen van het cassatieberoep. Dit heeft geleid tot de beslissing om de straf te verminderen.
De uitspraak is gedaan door de vice-president F.H. Koster, met de raadsheren G.J.M. Corstens en W.M.E. Thomassen. Mr. Corstens was buiten staat om het arrest te ondertekenen. De zaak is behandeld op 14 februari 2006, en de uitspraak is gedaan op 13 juni 2006. De Hoge Raad heeft de vorderingen van de benadeelde partijen toegewezen, maar hen voor het meer gevorderde niet-ontvankelijk verklaard. De verdachte is veroordeeld tot een betalingsverplichting aan de benadeelde partijen, zoals in het arrest vermeld.