ECLI:NL:HR:2006:AW2107

Hoge Raad

Datum uitspraak
12 mei 2006
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
R05/117HR
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wijziging van partner- en kinderalimentatie na echtscheiding

In deze zaak gaat het om een geschil tussen ex-echtelieden over de wijziging van de bij echtscheiding vastgestelde partner- en kinderalimentatie. De man, verzoeker tot cassatie, heeft op 27 mei 2004 een verzoekschrift ingediend bij de rechtbank te 's-Gravenhage om de alimentatie die was vastgesteld door het gerechtshof te 's-Gravenhage op 28 januari 2004, te wijzigen. De alimentatie voor het kind, geboren in 2000, was vastgesteld op € 300 per maand, en voor de vrouw op € 280 per maand. De man verzocht deze bedragen te verlagen naar nihil of naar door de rechtbank te bepalen bedragen.

De vrouw, die op de hoogte was van het verzoek, heeft geen verweerschrift ingediend. De rechtbank heeft op 12 oktober 2004 de alimentatie voor zowel het kind als de vrouw met ingang van 1 maart 2004 op nihil bepaald. De vrouw ging hiertegen in hoger beroep bij het gerechtshof, dat op 8 juni 2005 de beschikking van de rechtbank vernietigde en het verzoek van de man afwees, met de beschikking uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Tegen deze beslissing heeft de man cassatie ingesteld. De Hoge Raad heeft de zaak beoordeeld en geconcludeerd dat de klachten van de man niet tot cassatie kunnen leiden. De Hoge Raad oordeelt dat, gezien artikel 81 van de Wet op de rechterlijke organisatie, geen nadere motivering nodig is, omdat de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Hoge Raad heeft het beroep van de man verworpen en de beschikking is openbaar uitgesproken op 12 mei 2006.

Uitspraak

12 mei 2006
Eerste Kamer
Rek.nr. R05/117HR
JMH
Hoge Raad der Nederlanden
Beschikking
in de zaak van:
[De man],
wonende te [woonplaats],
VERZOEKER tot cassatie,
advocaat: mr. A.L.Chr. M. Oomen,
t e g e n
[De vrouw],
wonende te [woonplaats],
VERWEERSTER in cassatie,
niet verschenen.
1. Het geding in feitelijke instanties
Met een op 27 mei 2004 ter griffie van de rechtbank te 's-Gravenhage ingekomen verzoekschrift heeft verzoeker tot cassatie - verder te noemen: de man - zich gewend tot die rechtbank en verzocht de beschikking van het gerechtshof te 's-Gravenhage van 28 januari 2004 in die zin te wijzigen dat de daarbij met ingang van 1 maart 2004 opgelegde alimentatie van € 300,-- per maand ten behoeve van het kind van partijen [het kind], geboren op [geboortedatum] 2000, en ten behoeve van verweerster in cassatie - verder te noemen: de vrouw - van € 280,-- per maand wordt gesteld op nihil dan wel op zulke bedragen als de rechtbank vermeent te behoren.
De vrouw, hoewel daartoe behoorlijk opgeroepen, heeft geen verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft bij beschikking van 12 oktober 2004 met wijziging van voormelde beschikking van het hof de alimentatie zowel voor het kind als voor de vrouw met ingang van 1 maart 2004 op nihil bepaald.
Tegen deze beschikking heeft de vrouw hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te 's-Gravenhage.
Bij beschikking van 8 juni 2005 heeft het hof de bestreden beschikking vernietigd en, opnieuw beschikkende, het inleidend verzoek van de man alsnog afgewezen en deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad verklaard.
De beschikking van het hof is aan deze beschikking gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen de beschikking van het hof heeft de man beroep in cassatie ingesteld. Het cassatierekest is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.
De vrouw heeft geen verweerschrift ingediend.
De conclusie van de Advocaat-Generaal J. Spier strekt tot verwerping van het beroep met toepassing van art. 81 RO.
3. Beoordeling van het middel
De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Deze beschikking is gegeven door de raadsheren H.A.M. Aaftink, als voorzitter, J.C. van Oven en F.B. Bakels, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer J.C. van Oven op 12 mei 2006.