ECLI:NL:HR:2006:AW2107
Hoge Raad
- Cassatie
- H.A.M. Aaftink
- J.C. van Oven
- F.B. Bakels
- Rechtspraak.nl
Wijziging van partner- en kinderalimentatie na echtscheiding
In deze zaak gaat het om een geschil tussen ex-echtelieden over de wijziging van de bij echtscheiding vastgestelde partner- en kinderalimentatie. De man, verzoeker tot cassatie, heeft op 27 mei 2004 een verzoekschrift ingediend bij de rechtbank te 's-Gravenhage om de alimentatie die was vastgesteld door het gerechtshof te 's-Gravenhage op 28 januari 2004, te wijzigen. De alimentatie voor het kind, geboren in 2000, was vastgesteld op € 300 per maand, en voor de vrouw op € 280 per maand. De man verzocht deze bedragen te verlagen naar nihil of naar door de rechtbank te bepalen bedragen.
De vrouw, die op de hoogte was van het verzoek, heeft geen verweerschrift ingediend. De rechtbank heeft op 12 oktober 2004 de alimentatie voor zowel het kind als de vrouw met ingang van 1 maart 2004 op nihil bepaald. De vrouw ging hiertegen in hoger beroep bij het gerechtshof, dat op 8 juni 2005 de beschikking van de rechtbank vernietigde en het verzoek van de man afwees, met de beschikking uitvoerbaar bij voorraad verklaard.
Tegen deze beslissing heeft de man cassatie ingesteld. De Hoge Raad heeft de zaak beoordeeld en geconcludeerd dat de klachten van de man niet tot cassatie kunnen leiden. De Hoge Raad oordeelt dat, gezien artikel 81 van de Wet op de rechterlijke organisatie, geen nadere motivering nodig is, omdat de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Hoge Raad heeft het beroep van de man verworpen en de beschikking is openbaar uitgesproken op 12 mei 2006.