ECLI:NL:HR:2006:AV6196
Hoge Raad
- Cassatie
- F.H. Koster
- J.W. Ilsink
- W.M.E. Thomassen
- Rechtspraak.nl
Taakstraf en de verblijfsstatus van illegale vreemdelingen in Nederland
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 20 juni 2006 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam. De verdachte, geboren in 1969 en woonachtig in Nederland, was eerder veroordeeld voor het medeplegen van valsheid in geschrift. Het Hof had de verdachte veroordeeld tot twee maanden gevangenisstraf, maar de verdediging stelde dat de verblijfsstatus van de verdachte geen beletsel zou moeten zijn voor het opleggen van een taakstraf. De advocaat-generaal had in hoger beroep gevorderd dat de verdachte zou worden veroordeeld tot een werkstraf van 120 uren, subsidiair 60 dagen hechtenis, maar het Hof oordeelde dat de verblijfsstatus van de verdachte in de weg stond aan het opleggen van een taakstraf.
De Hoge Raad oordeelde dat het oordeel van het Hof niet juist was. De Hoge Raad stelde vast dat de tekst van artikel 197b van het Wetboek van Strafrecht, dat betrekking heeft op het verrichten van arbeid, niet impliceert dat illegale vreemdelingen uitgesloten zijn van het ondergaan van een taakstraf. De Hoge Raad vernietigde de bestreden uitspraak, maar alleen wat betreft de strafoplegging, en verwees de zaak terug naar het Gerechtshof te Amsterdam voor herbehandeling. De Hoge Raad verwerpt het beroep voor het overige, wat betekent dat de andere aspecten van de uitspraak van het Hof in stand blijven. Deze uitspraak benadrukt de noodzaak om de verblijfsstatus van een verdachte niet automatisch als een beletsel voor het opleggen van een taakstraf te beschouwen, en dat de omstandigheden van de zaak in hun geheel moeten worden afgewogen.