ECLI:NL:HR:2006:AV6036

Hoge Raad

Datum uitspraak
21 april 2006
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
C05/130HR
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geschil tussen aandeelhouders in een software-consultancybedrijf over misgelopen provisie bij management buy-out

In deze zaak gaat het om een geschil tussen aandeelhouders van EFGH Corporate Finance Limited, een software-consultancybedrijf, over een beweerdelijk misgelopen provisie die één van hen zou hebben geleden tijdens een management buy-out. De eisers, EFGH c.s., hebben de verweerders, [verweerder] c.s., gedagvaard voor de rechtbank te Breda en vorderden een bedrag van ƒ 486.376,70, inclusief buitengerechtelijke incassokosten en wettelijke rente. De rechtbank heeft in een tussenvonnis van 14 maart 2000 EFGH c.s. tot bewijslevering toegelaten, maar heeft uiteindelijk in het eindvonnis van 4 juni 2003 de vorderingen van EFGH c.s. afgewezen en hen in de proceskosten veroordeeld. EFGH c.s. hebben hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te 's-Hertogenbosch, dat op 21 december 2004 het vonnis van de rechtbank bekrachtigde. Hierop hebben EFGH c.s. cassatie ingesteld bij de Hoge Raad. De Hoge Raad heeft op 21 april 2006 het beroep verworpen en EFGH c.s. in de kosten van het geding in cassatie veroordeeld. De klachten die in het cassatiemiddel zijn aangevoerd, konden niet tot cassatie leiden, omdat zij niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

Uitspraak

21 april 2006
Eerste Kamer
Nr. C05/130HR
JMH/RM
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
1. de vennootschap naar Brits recht EFGH CORPORATE FINANCE LIMITED,
gevestigd te Edinburgh, Schotland,,
2. [Eiser 2],
wonende te [woonplaats], Schotland,
EISERS tot cassatie,
advocaat: mr. J.D. Boetje,
t e g e n
1. [Verweerder 1],
wonende te [woonplaats],
2. [Verweerder 2],
wonende te [woonplaats],
3. [Verweerder 3],
wonende te [woonplaats],
4. [Verweerder 4],
wonende te [woonplaats],
VERWEERDERS in cassatie,
niet verschenen.
1. Het geding in feitelijke instanties
Eisers tot cassatie - verder te noemen: EFGH c.s. - hebben bij exploot van 22 juni 1999 verweerders in cassatie - verder te noemen: [verweerder] c.s. - gedagvaard voor de rechtbank te Breda en gevorderd bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad en op de minuut, [verweerder] c.s. te veroordelen, des dat de een betalende de ander is gekweten, aan EFGH c.s. te betalen de hoofdsom van ƒ 450.000,--, de buitengerechtelijke incassokosten van ƒ 19.160,-- en de wettelijke rente over de hoofdsom vanaf 13 mei tot 11 juni 1999 van ƒ 2.216,70, hierna p.m., derhalve in totaal een bedrag van ƒ 486.376,70, vermeerderd met de wettelijke rente over de hoofdsom vanaf 11 juni 1999 tot aan de dag der algehele voldoening.
[Verweerder] c.s. hebben de vorderingen bestreden.
De rechtbank heeft bij tussenvonnis van 14 maart 2000 EFGH c.s. tot bewijslevering toegelaten, bij tussenvonnis van 28 augustus 2001 [verweerder] c.s. in de gelegenheid gesteld nadere inlichtingen te verstrekken over de overnamesom, en bij tussenvonnissen van 26 maart 2002 en 22 oktober 2002 de zaak naar de rol verwezen voor het nemen van een conclusie respectievelijk voor het nemen van een akte tot het in het geding brengen van stukken door [verweerder] c.s.
Bij eindvonnis van 4 juni 2003 heeft de rechtbank de vorderingen van EFGH c.s. afgewezen en EFGH c.s. in de kosten van de procedure aan de zijde van [verweerder] c.s. veroordeeld.
Tegen het eindvonnis hebben EFGH c.s. hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te 's-Hertogenbosch.
Bij arrest van 21 december 2004 heeft het hof het vonnis van de rechtbank te Breda van 4 juni 2003 bekrachtigd en EFGH c.s. in de kosten van het geding in hoger beroep veroordeeld.
Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen het arrest van het hof hebben EFGH c.s. beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
Tegen de niet verschenen [verweerder] c.s. is verstek verleend.
De zaak is voor EFGH c.s. toegelicht door hun advocaat.
De conclusie van de Advocaat-Generaal D.W.F. Verkade strekt tot verwerping van het beroep.
3. Beoordeling van het middel
De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
veroordeelt EFGH c.s. in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van [verweerder] c.s. begroot op nihil.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren H.A.M. Aaftink, als voorzitter, P.C. Kop en W.D.H. Asser, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer F.B. Bakels op 21 april 2006.