ECLI:NL:HR:2006:AV4159

Hoge Raad

Datum uitspraak
23 mei 2006
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
01616/05 B
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
  • W.J.M. Davids
  • G.J.M. Corstens
  • B.C. de Savornin Lohman
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatieberoep tegen onttrekking aan het verkeer van voertuigen met valse VIN-nummers

In deze zaak gaat het om een cassatieberoep tegen twee beschikkingen van de Rechtbank te Rotterdam, beide gedateerd op 28 juli 2004. De eerste beschikking betreft de onttrekking aan het verkeer van zes gebruikte personenauto's op basis van een vordering van de Officier van Justitie, terwijl niet bekend is aan wie de inbeslaggenomen voertuigen toebehoren. De tweede beschikking betreft de ongegrondverklaring van een beklag dat door de klager is ingediend voor de teruggave van deze voertuigen. De klager, geboren in 1964 en wonende te [woonplaats], heeft zich in deze zaak laten bijstaan door zijn advocaat, mr. B.J. van Beek.

De Hoge Raad oordeelt dat de vaststelling van de Rechtbank dat op de voertuigen valse VIN-nummers zijn aangebracht, zonder nadere motivering onbegrijpelijk is. Dit oordeel is van belang omdat de Hoge Raad de beschikking van de Rechtbank tot onttrekking aan het verkeer zal vernietigen. Hierdoor komt ook de grond te ontvallen aan de ongegrondverklaring van het beklag, dat is gebaseerd op de onttrekking van de voertuigen. De Advocaat-Generaal Wortel heeft in zijn conclusie en aanvullende conclusie geconcludeerd tot verwerping van de beroepen, maar de Hoge Raad heeft deze conclusies niet gevolgd.

De Hoge Raad heeft de bestreden beschikkingen vernietigd en de zaak verwezen naar het Gerechtshof te 's-Gravenhage voor een nieuwe behandeling. De beslissing van de Hoge Raad is genomen in raadkamer en uitgesproken ter openbare terechtzitting op 23 mei 2006. De uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige motivering door de Rechtbank bij het vaststellen van feiten die leiden tot ingrijpende beslissingen zoals onttrekking aan het verkeer.

Uitspraak

23 mei 2006
Strafkamer
nr. 01616/05 B
nr. 00614/06 B
SM
Hoge Raad der Nederlanden
Beschikking
op de beroepen in cassatie tegen:
1. een beschikking van de Rechtbank te Rotterdam van 28 juli 2004, nummer RK 04/625, genomen op een vordering als bedoeld in artikel 36b, eerste lid onder 4º, Wetboek van Strafrecht met betrekking tot zes gebruikte personenauto's terwijl niet bekend is aan wie het inbeslaggenomene toebehoort en
2. een beschikking van de Rechtbank te Rotterdam van 28 juli 2004, nummer RK 04/358, genomen op een beklag als
bedoeld in artikel 552a, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering tot teruggave van zes gebruikte personenauto's ingediend door de hierna te noemen [klager], welke beroepen zijn ingesteld door:
[klager], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1964, wonende te [woonplaats].
1. De bestreden beschikkingen
De Rechtbank heeft bij de hiervoor onder 1 genoemde beschikking de vordering van de Officier van Justitie toegewezen en zes gebruikte personenauto's onttrokken aan het verkeer verklaard. Voorts heeft de Rechtbank bij de hiervoor onder 2 genoemde beschikking het door [klager] ingediende beklag ongegrond verklaard.
2. Gedingen in cassatie
2.1. Namens [klager] heeft mr. B.J. van Beek, advocaat te Enschede, in ieder van de zaken bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schrifturen zijn aan deze beschikking gehecht en maken daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Wortel heeft in zijn conclusie en aanvullende conclusie geconcludeerd tot verwerping van de beroepen.
2.2. De Hoge Raad heeft kennisgenomen van het schriftelijk commentaar van de raadsman op de conclusie en de aanvullende conclusie van de Advocaat-Generaal.
2.3. De Hoge Raad heeft de beide zaken gevoegd.
3. Beoordeling van het eerste middel in het beroep tegen beschikking RK 04/625
3.1. Naar zijn kennelijk strekking is met het middel onder meer bedoeld te klagen over het oordeel van de Rechtbank dat op de inbeslaggenomen voertuigen een vals VIN-nummer is aangebracht.
3.2. De van het proces-verbaal van de behandeling in raadkamer deel uitmakende pleitnotities houden, voorzover hier van belang, in dat er geen aanwijzing is dat de voertuigen of onderdelen daarvan van diefstal afkomstig zijn of op andere wijze object van onrechtmatig handelen zijn en dat uit een als productie overgelegde brief van Rover Deutschland blijkt dat, anders dan het NFI concludeert, de zogenaamde VIN-nummers bij de onderhavige voertuigen in de vloerplaat mochten worden aangebracht.
Die brief houdt onder meer in:
"entgegen den derzeitigen Bestimmungen, dass die Fahrgestellnummer eines Fahrzeugs auf der rechten, vorderen Seite des Fahrzeugs eingeschlagen sein muss, kann bei älteren PKW die Fahrgestellnummer auch an anderen Rahmen- oder Karosserieteilen eingeprägt sein.
Bei den von ihnen genannten Fahrzeugen des Typ Mini mit folgenden Fahrgestellnummern
(...)
Ist diese Prägung auf der rechten Seite (in Fahrtrichtung) im Bodenblech werkseitig vorgenommen worden.
Die Prägung der Fahrgestellnummer wurde manuell und nicht maschinell durchgeführt."
3.3. De bestreden beschikking nr. RK 04/625 houdt in;
"Een VIN-nummer (Voertuig Identificatie Nummer) is een unieke code van 17 posities aan de hand waarvan voertuigen overal en altijd kunnen worden geïdentificeerd. Het VIN-nummer dient te worden beschouwd als een merk, zoals bedoeld in artikel 219 van het Wetboek van Strafrecht (HR 21 november 2000, LJN AA8406).
Gelet daarop dient een VIN-nummer te zijn aangebracht door ofwel de fabrikant, ofwel een daartoe bevoegde instantie zoals de Rijksdienst voor het Wegverkeer (RDW). De VIN-nummers van de onderhavige voertuigen voldoen daar niet aan en zijn derhalve aan te merken als vals.
Het ongecontroleerde bezit van voertuigen met een vals VIN-nummer is in strijd met het algemeen belang (HR 12 november 2002, NJ 2003, 595)."
3.4. De vaststelling van de Rechtbank dat op de onderhavige voertuigen valse VIN-nummers zijn aangebracht is in het licht van hetgeen als verweer is aangevoerd zonder nadere motivering die ontbreekt onbegrijpelijk.
4. Beoordeling van het eerste middel in het beroep tegen beschikking RK 04/358
4.1. Het middel bevat de klacht dat de Rechtbank de ongegrondverklaring van het klaagschrift ten onrechte heeft gebaseerd op haar beschikking tot onttrekking aan het verkeer van de in het klaagschrift aangeduide voertuigen, omdat die beschikking onjuist is.
4.2. Daar de Hoge Raad in de onderhavige beschikking de beschikking van de Rechtbank nr. RK 04/625 tot onttrekking aan het verkeer van de voertuigen zal vernietigen, komt daarmee ook de grond te ontvallen aan de op die onttrekking gebaseerde bestreden beschikking tot ongegrondverklaring van het beklag.
5. Slotsom
Hetgeen hiervoor is overwogen brengt mee dat de bestreden beschikkingen niet in stand kunnen blijven, de overige middelen geen bespreking behoeven en als volgt moet worden beslist.
6. Beslissing
De Hoge Raad:
Vernietigt de bestreden beschikkingen;
Verwijst de gevoegde zaak naar het Gerechtshof te 's-Gravenhage, opdat de gevoegde zaak op de bestaande vordering en het bestaande beklag opnieuw wordt behandeld en afgedaan.
Deze beschikking is gegeven door de president W.J.M. Davids als voorzitter, en de raadsheren G.J.M. Corstens en B.C. de Savornin Lohman, in bijzijn van de griffier S.P. Bakker, in raadkamer en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 23 mei 2006.