ECLI:NL:HR:2006:AV2344
Hoge Raad
- Cassatie
- F.H. Koster
- G.J.M. Corstens
- J.W. Ilsink
- Rechtspraak.nl
Medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet in de uitoefening van een beroep of bedrijf
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 30 mei 2006 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te Arnhem. De verdachte was eigenaar van een coffeeshop in Enschede en werd beschuldigd van het medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet. De feiten betroffen twee transacties van softdrugs op 31 oktober 2002, waarbij de verdachte betrokken zou zijn geweest. Het hof had de verdachte veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf en een taakstraf, maar de Hoge Raad oordeelde dat de bewezenverklaring onvoldoende gemotiveerd was. De Hoge Raad concludeerde dat uit de gebezigde bewijsmiddelen niet kon worden afgeleid dat de verdachte zo bewust en nauw met een ander had samengewerkt dat sprake was van medeplegen. De enkele omstandigheid dat de verdachte eigenaar was van de coffeeshop en verantwoordelijk was voor de gang van zaken daar, was niet voldoende om een nauwe samenwerking aan te nemen. De Hoge Raad vernietigde de bestreden uitspraak en wees de zaak terug naar het Gerechtshof te Arnhem voor herbehandeling.