ECLI:NL:HR:2006:AV0420

Hoge Raad

Datum uitspraak
27 januari 2006
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
41875
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie inzake aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen

In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie van belanghebbende X tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Amsterdam van 31 januari 2005, betreffende een aanslag in de inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen voor het jaar 2000. De Inspecteur had een aanslag opgelegd naar een belastbaar inkomen van ƒ 71.352, welke aanslag na bezwaar door de Inspecteur werd gehandhaafd. Belanghebbende ging in beroep bij het Hof, dat het beroep ongegrond verklaarde. Tegen deze uitspraak heeft belanghebbende cassatie ingesteld.

De Hoge Raad heeft het beroep gegrond verklaard en de uitspraak van het Hof vernietigd. De zaak wordt verwezen naar het Gerechtshof te 's-Gravenhage voor verdere behandeling en beslissing. De Hoge Raad oordeelt dat het Hof niet voldoende heeft gemotiveerd waarom het een omvang van 36 uur per week als vaststaand feit heeft aangenomen, aangezien belanghebbende niet aanwezig was bij de mondelinge behandeling en de stelling van de Inspecteur niet kon weerspreken. Dit gebrek aan motivering leidt tot de conclusie dat de uitspraak van het Hof niet aan de wettelijke eisen voldoet.

De Hoge Raad gelast tevens dat de Staat aan belanghebbende het griffierecht van € 103 vergoedt, dat verschuldigd is geworden voor de behandeling van het beroep in cassatie. De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten, en het verwijzingshof zal beoordelen of aan belanghebbende een vergoeding voor de kosten van het geding voor het Hof dient te worden toegekend.

Uitspraak

Nr. 41.875
27 januari 2006
wv
gewezen op het beroep in cassatie van X te Z tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Amsterdam van 31 januari 2005, nr. 04/00066, betreffende na te melden aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen.
1. Aanslag, bezwaar en geding voor het Hof
Aan belanghebbende is voor het jaar 2000 een aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen opgelegd naar een belastbaar inkomen van ƒ 71.352, welke aanslag, na daartegen gemaakt bezwaar, bij uitspraak van de Inspecteur is gehandhaafd.
Belanghebbende is tegen die uitspraak in beroep gekomen bij het Hof.
Het Hof heeft het beroep ongegrond verklaard. De uitspraak van het Hof is aan dit arrest gehecht.
2. Geding in cassatie
Belanghebbende heeft tegen 's Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Staatssecretaris van Financiën heeft een verweerschrift ingediend.
Belanghebbende heeft een conclusie van repliek ingediend.
3. Beoordeling van de klacht
De Inspecteur heeft eerst ter zitting van het Hof, alwaar belanghebbende niet is verschenen, gesteld dat belanghebbende in het onderhavige jaar 36 uur per week in dienstbetrekking werkzaam was. Het Hof heeft deze omvang van de dienstbetrekkingen als vaststaand feit aangenomen. De klacht, die onder meer is gericht tegen deze vaststelling, slaagt. Nu belanghebbende niet bij de mondelinge behandeling van de zaak was verschenen en hij de door de Inspecteur ter zitting geponeerde stelling derhalve niet heeft kunnen weerspreken, is zonder nadere motivering, die ontbreekt, niet duidelijk op grond waarvan het Hof een omvang van 36 uur per week als vaststaand heeft aangenomen. 's Hofs uitspraak is derhalve niet naar de eis der wet met redenen omkleed, zodat deze niet in stand kan blijven. Verwijzing moet volgen.
4. Proceskosten
De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten. Door het verwijzingshof zal worden beoordeeld of aan belanghebbende voor de kosten van het geding voor het Hof een vergoeding dient te worden toegekend.
5. Beslissing
De Hoge Raad:
verklaart het beroep gegrond,
vernietigt de uitspraak van het Hof,
verwijst het geding naar het Gerechtshof te 's-Gravenhage ter verdere behandeling en beslissing van de zaak met inachtneming van dit arrest, en
gelast dat de Staat aan belanghebbende vergoedt het door deze ter zake van de behandeling van het beroep in cassatie verschuldigd geworden griffierecht ten bedrage van € 103.
Dit arrest is gewezen door de raadsheer P. Lourens als voorzitter, en de raadsheren J.W. van den Berge en E.N. Punt, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier E. Cichowski, en in het openbaar uitgesproken op 27 januari 2006.