ECLI:NL:HR:2006:AU9733

Hoge Raad

Datum uitspraak
14 april 2006
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
R05/077HR
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vaststelling van het Nederlanderschap door een niet-Nederlands kind van een Nederlandse moeder

In deze zaak heeft een niet-Nederlands kind, vertegenwoordigd door verzoeker, een verzoek ingediend bij de rechtbank te 's-Gravenhage op basis van artikel 17 van de Rijkswet op het Nederlanderschap (RWN). Het verzoek was gericht op de vaststelling dat hij Nederlander is, nu zijn moeder inmiddels de Nederlandse nationaliteit heeft verkregen. De rechtbank heeft het verzoek op 10 maart 2005 afgewezen, waarop verzoeker in cassatie is gegaan. De Hoge Raad heeft de zaak behandeld en geconcludeerd dat de klachten van verzoeker niet tot cassatie kunnen leiden. De Advocaat-Generaal L. Strikwerda had eerder al geconcludeerd tot verwerping van het beroep. De Hoge Raad heeft in zijn uitspraak op 14 april 2006 de beslissing van de rechtbank bevestigd en het beroep verworpen. De uitspraak benadrukt dat de aangevoerde klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De beschikking is openbaar uitgesproken door raadsheer E.J. Numann.

Uitspraak

14 april 2006
Eerste Kamer
Rek.nr. R05/077HR
RM
Hoge Raad der Nederlanden
Beschikking
in de zaak van:
[Verzoeker],
wonende te [woonplaats],
VERZOEKER tot cassatie,
advocaat: mr. W.B. Teunis,
t e g e n
DE STAAT DER NEDERLANDEN,
gevestigd te 's-Gravenhage,
VERWEERDER in cassatie,
advocaat: mr. H.A. Groen.
1. Het geding in feitelijke instanties
Met een op 17 maart 2004 ter griffie van de rechtbank te 's-Gravenhage ingekomen verzoekschrift heeft verzoeker tot cassatie - verder te noemen: [verzoeker] - zich gewend tot die rechtbank en op de voet van art. 17 RWN verzocht dat de rechtbank zal vaststellen dat hij Nederlander is.
Verweerder in cassatie - verder te noemen: de Staat - heeft het verzoek bestreden.
De rechtbank heeft de zaak op 27 januari 2005 mondeling behandeld. De officier van justitie heeft, hoewel daartoe door de rechtbank in de gelegenheid gesteld, geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid te concluderen. Bij beschikking van 10 maart 2005 heeft de rechtbank het verzoek afgewezen.
2. Het geding in cassatie
Tegen de beschikking van de rechtbank heeft [verzoeker] beroep in cassatie ingesteld. Het cassatierekest is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Staat heeft verzocht het beroep te verwerpen.
De conclusie van de Advocaat-Generaal L. Strikwerda strekt tot verwerping van het beroep.
3. Beoordeling van het middel
De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Deze beschikking is gegeven door de vice-president D.H. Beukenhorst als voorzitter en de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, E.J. Numann, F.B. Bakels en W.D.H. Asser, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer E.J. Numann op 14 april 2006.