ECLI:NL:HR:2006:AU9154
Hoge Raad
- Cassatie
- F.H. Koster
- J.W. Ilsink
- W.M.E. Thomassen
- Rechtspraak.nl
Geldigheid van de betekening van de appèldagvaarding in strafzaken
In deze zaak gaat het om de geldigheid van de betekening van de appèldagvaarding aan de verdachte, die op 18 februari 2003 aan de griffier is uitgereikt omdat er geen woon- of verblijfplaats van de verdachte in Nederland bekend was. De verdachte had eerder verklaard op een specifiek adres te wonen, maar was op dat moment gedetineerd in het Huis van Bewaring 'Het Schouw' te Amsterdam. De Hoge Raad oordeelt dat de appèldagvaarding niet rechtsgeldig is betekend, omdat er geen bewijs is dat geprobeerd is de dagvaarding op het opgegeven adres uit te reiken. De Hoge Raad vernietigt de uitspraak van het Hof en verklaart de dagvaarding in hoger beroep nietig. Dit arrest benadrukt het belang van een correcte betekening van dagvaardingen in het strafrecht en de noodzaak om de woonplaats van de verdachte zorgvuldig te verifiëren voordat een dagvaarding wordt betekend. De uitspraak is gedaan op 14 februari 2006, waarbij de vice-president en twee raadsheren betrokken waren. De Advocaat-Generaal had geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak en tot nietigverklaring van de dagvaarding in hoger beroep.