ECLI:NL:HR:2006:AU7125
Hoge Raad
- Cassatie
- F.H. Koster
- B.C. de Savornin Lohman
- J.W. Ilsink
- Rechtspraak.nl
Voorbedachte raad bij moord met psychotisch depressief ziektebeeld
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 10 januari 2006 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch. De verdachte, geboren in Joegoslavië in 1973, was ten tijde van de aanzegging gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting 'Nieuw-Vosseveld' te Vught. Hij was veroordeeld voor de moord op zijn echtgenote, gepleegd in de nacht van 29 op 30 oktober 2003 in Roermond. De verdachte leed aan een psychotisch depressief ziektebeeld, wat een belangrijke factor was in de beoordeling van zijn handelen. Het Hof had vastgesteld dat de verdachte met voorbedachte raad handelde, ondanks zijn geestelijke toestand. Dit oordeel was gebaseerd op de tijd die de verdachte had om na te denken over zijn daad, wat volgens het Hof niet in strijd was met zijn psychische aandoening.
De Hoge Raad bevestigde het oordeel van het Hof en oordeelde dat de bewezenverklaring van voorbedachte raad niet in strijd was met de rechtsopvatting. De verdachte had tijd gehad om na te denken over zijn beslissing om zijn vrouw te doden, wat impliceert dat hij zich rekenschap heeft gegeven van de gevolgen van zijn daad. De Hoge Raad verwierp de middelen van cassatie die door de verdediging waren ingediend, waaronder de stelling dat de verdachte niet in staat was om de draagwijdte van zijn handelen te begrijpen. De deskundigen waren het erover eens dat de verdachte niet volledig stuurloos was en nog enige controle had over zijn gedrag.
De uitspraak van de Hoge Raad bevestigde de veroordeling van de verdachte tot acht jaar gevangenisstraf, zoals eerder opgelegd door het Hof, en de verbeurdverklaring van bepaalde goederen. De zaak benadrukt de complexiteit van het rechtssysteem in gevallen waar geestelijke gezondheid een rol speelt in de beoordeling van strafbaarheid en de toepassing van voorbedachte raad.