ECLI:NL:HR:2006:AU5707

Hoge Raad

Datum uitspraak
10 februari 2006
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
R05/045HR
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geschil over kinder- en partneralimentatie tijdens schuldsaneringsregeling alimentatieplichtige met terugwerkende kracht

In deze zaak gaat het om een geschil over de kinder- en partneralimentatie tijdens een schuldsaneringsregeling van de alimentatieplichtige, de man. De vrouw, verzoekster tot cassatie, heeft het verzoek van de man bestreden om de alimentatie met terugwerkende kracht op nihil te stellen. De man had op 4 februari 2004 een verzoekschrift ingediend bij de rechtbank te Arnhem om de beschikking van 23 januari 2001 te wijzigen. De rechtbank heeft op 10 mei 2004 de alimentatie voor de periode van 1 maart 2004 tot 25 juni 2004 op nihil vastgesteld, maar het meer of anders verzochte afgewezen. Hierop heeft de man hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te Arnhem, dat op 4 januari 2005 de man niet-ontvankelijk verklaarde in zijn verzoek tot wijziging van de alimentatie voor de periode van 19 september 2000 tot 25 september 2001. Het hof heeft de beschikking van de rechtbank vernietigd voor de periode van 25 september 2001 tot 1 maart 2004 en de alimentatie voor die periode op nihil vastgesteld. De vrouw heeft vervolgens beroep in cassatie ingesteld tegen de beschikking van het hof. De Hoge Raad heeft in zijn uitspraak van 10 februari 2006 geoordeeld dat de klachten van de vrouw niet tot cassatie kunnen leiden, omdat deze geen rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling nopen tot nadere motivering. De Hoge Raad heeft het beroep van de vrouw verworpen, en de beschikking is openbaar uitgesproken door raadsheer E.J. Numann.

Uitspraak

10 februari 2006
Eerste Kamer
Rek.nr. R05/045HR
JMH/RM
Hoge Raad der Nederlanden
Beschikking
in de zaak van:
[De vrouw],
wonende te [woonplaats],
VERZOEKSTER tot cassatie,
advocaat: mr. A.A. Vermeij,
t e g e n
[De man],
wonende te [woonplaats],
VERWEERDER in cassatie,
niet verschenen.
1. Het geding in feitelijke instanties
Met een op 4 februari 2004 ter griffie van de rechtbank te Arnhem ingekomen verzoekschrift heeft verweerder in cassatie - verder te noemen: de man - zich gewend tot die rechtbank en verzocht de beschikking van 23 januari 2001 te wijzigen en het bedrag van de kinder- en partneralimentatie met ingang van 19 september 2000, althans met ingang van een door de rechtbank te bepalen tijdstip, nader vast te stellen op nihil, althans op een lager bedrag dan in die beschikking is bepaald.
Verzoekster tot cassatie - verder te noemen: de vrouw - heeft het verzoek bestreden.
De rechtbank heeft bij beschikking van 10 mei 2004 de beschikking van 23 januari 2001 in die zin gewijzigd dat de maandelijks door de man te betalen bijdrage voor de twee kinderen en de vrouw voor de periode van 1 maart 2004 tot 25 juni 2004 nader wordt vastgesteld op nihil, deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het meer of anders verzochte afgewezen.
Tegen deze beschikking heeft de man hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te Arnhem.
Bij beschikking van 4 januari 2005 heeft het hof de man niet-ontvankelijk verklaard in zijn verzoek tot wijziging van de beschikking van de rechtbank te Arnhem van 23 januari 2001 voor zover het de daarbij vastgestelde bijdragen betreft met betrekking tot de periode van 19 september 2000 tot 25 september 2001, de beschikking van de rechtbank te Arnhem van 10 mei 2004 vernietigd voor zover het de afwijzing van het verzoek van de man betreft met betrekking tot de periode van 25 september 2001 tot 1 maart 2004 en, in zoverre opnieuw beschikkende, de beschikking van de rechtbank te Arnhem van 23 januari 2001 gewijzigd en de door de man aan de vrouw te betalen bijdragen in de kosten van verzorging en opvoeding van de kinderen en in de kosten van het levensonderhoud van de vrouw in de periode van 25 september 2001 tot 1 maart 2004 op nihil vastgesteld.
De beschikking van het hof is aan deze beschikking gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen de beschikking van het hof heeft de vrouw beroep in cassatie ingesteld. Het cassatierekest is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.
De man is in cassatie niet verschenen.
De conclusie van de Advocaat-Generaal F.F. Langemeijer strekt tot verwerping van het beroep.
3. Beoordeling van het middel
De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien artikel 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Deze beschikking is gegeven door de vice-president J.B. Fleers als voorzitter en de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, J.C. van Oven, F.B. Bakels en W.D.H. Asser, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer E.J. Numann op 10 februari 2006.