ECLI:NL:HR:2006:AU4794

Hoge Raad

Datum uitspraak
13 januari 2006
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
R05/071HR
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Insolventierecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussentijdse beëindiging van de schuldsaneringsregeling wegens tekortkomingen van de schuldenaar

In deze zaak gaat het om de tussentijdse beëindiging van de schuldsaneringsregeling van een schuldenaar, die op 8 september 2003 door de rechtbank te Amsterdam was uitgesproken. De schuldenaar, aangeduid als verzoeker tot cassatie, had de definitieve toepassing van de schuldsaneringsregeling aangevraagd, waarbij een rechter-commissaris en een bewindvoerder waren benoemd. De rechter-commissaris heeft echter voorgedragen om de schuldsaneringsregeling te beëindigen, omdat de schuldenaar zijn verplichtingen niet naar behoren was nagekomen. De schuldenaar heeft deze voordracht bestreden, maar de rechtbank heeft op 2 februari 2005 de toepassing van de schuldsaneringsregeling beëindigd en een curator benoemd in het faillissement van de schuldenaar.

Tegen deze beslissing heeft de schuldenaar hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te Amsterdam. Het hof heeft op 17 mei 2005, met een herstelarrest op 5 juli 2005, de uitspraak van de rechtbank bekrachtigd. Hierop heeft de schuldenaar cassatie ingesteld. De conclusie van de Advocaat-Generaal F.F. Langemeijer was om het beroep te verwerpen, waarop de advocaat van de schuldenaar op 28 oktober 2005 heeft gereageerd.

De Hoge Raad heeft de zaak beoordeeld en geconcludeerd dat de klachten in de middelen niet tot cassatie kunnen leiden. Dit behoeft volgens artikel 81 van de Wet op de rechterlijke organisatie geen nadere motivering, aangezien de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Hoge Raad heeft het beroep dan ook verworpen, en dit arrest is uitgesproken op 13 januari 2006 door de raadsheren H.A.M. Aaftink, F.B. Bakels, W.D.H. Asser en E.J. Numann.

Uitspraak

13 januari 2006
Eerste Kamer
Rek.nr. R05/071HR
JMH
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
[verzoeker],
wonende te [woonplaats],
VERZOEKER tot cassatie,
advocaat: mr. P. Garretsen.
1. Het geding in feitelijke instanties
Bij vonnis van 8 september 2003 heeft de rechtbank te Amsterdam op verzoek van verzoeker tot cassatie - verder te noemen: de schuldenaar - de definitieve toepassing van de schuldsaneringsregeling uitgesproken met benoeming van een rechter-commissaris en een bewindvoerder.
De rechter-commissaris heeft de schuldsaneringsregeling voor beëindiging voorgedragen omdat de schuldenaar de uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende verplichtingen niet naar behoren is nagekomen.
De schuldenaar heeft de voordracht van de rechter-commissaris bestreden.
De Rechtbank heeft bij vonnis van 2 februari 2005 de toepassing van de schuldsaneringsregeling beëindigd en in het faillissement van de schuldenaar een rechter-commissaris en een curator benoemd.
Tegen laatstvermeld vonnis heeft de schuldenaar hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te Amsterdam.
Bij arrest van 17 mei 2005 (hersteld bij arrest van 5 juli 2005) heeft het hof de uitspraak waarvan beroep bekrachtigd.
Het arrest en het herstelarrest van het hof zijn aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen het arrest van 17 mei 2005 van het hof heeft de schuldenaar beroep in cassatie ingesteld. Het cassatierekest is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.
De conclusie van de Advocaat-Generaal F.F. Langemeijer strekt tot verwerping van het beroep.
De advocaat van de schuldenaar heeft bij brief van 28 oktober 2005 op die conclusie gereageerd.
3. Beoordeling van de middelen
De in de middelen aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren H.A.M. Aaftink, als voorzitter, F.B. Bakels en W.D.H. Asser, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer E.J. Numann op 13 januari 2006.