ECLI:NL:HR:2006:AT7227
Hoge Raad
- Cassatie
- A.G. Pos
- L. Monné
- A.R. Leemreis
- C.J.J. van Maanen
- C.A. Streefkerk
- Rechtspraak.nl
Overdrachtsbelasting en economische eigendom bij verkrijging van onroerende zaken
In deze zaak gaat het om een naheffingsaanslag in de overdrachtsbelasting die is opgelegd aan belanghebbende naar aanleiding van de verkrijging van een aandeel in onroerende zaken. De naheffingsaanslag van € 8643 en een boete van € 864 werden door de Inspecteur gehandhaafd na bezwaar. Belanghebbende ging in beroep bij het Hof, dat het beroep gegrond verklaarde en de naheffingsaanslag en boetebeschikking vernietigde. De Staatssecretaris van Financiën ging in cassatie tegen deze uitspraak van het Hof.
De Hoge Raad oordeelt dat de Inspecteur bij de bepaling van de waarde in het economische verkeer van de onroerende zaken ten onrechte geen rekening heeft gehouden met de economische eigendom van de opstal die bij de vader van belanghebbende berustte. De Hoge Raad stelt vast dat de juridische eigendom van de onroerende zaak in 1992 in de vennootschap is ingebracht, en dat de economische eigendom van de opstal niet in het ondernemingsvermogen van de vennootschap viel. Dit betekent dat de waarde van de opstal wel degelijk moet worden meegenomen bij de berekening van de overdrachtsbelasting.
De Hoge Raad verklaart het beroep van de Staatssecretaris gegrond, vernietigt de uitspraak van het Hof, behoudens de beslissing omtrent het griffierecht, en verwijst de zaak naar het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch voor verdere behandeling. De Hoge Raad oordeelt dat de verplichtingen van de eigenaar jegens een ander, in dit geval de vader van belanghebbende, niet in aanmerking mogen worden genomen bij de waardebepaling, tenzij er sprake is van een uitzonderingssituatie. De zaak benadrukt het belang van de juridische en economische eigendom bij de heffing van overdrachtsbelasting.