ECLI:NL:HR:2005:AU7356
Hoge Raad
- Cassatie
- A.G. Pos
- L. Monné
- P.J. van Amersfoort
- A.R. Leemreis
- C.A. Streefkerk
- Rechtspraak.nl
Waarde van melkquotum in het kader van de Successiewet 1956 en badwill
In deze zaak gaat het om een cassatieberoep tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Arnhem, waarin de waarde van een melkquotum in het kader van de Successiewet 1956 werd beoordeeld. De belanghebbenden, erfgenamen van de overleden A, kregen aanslagen in het recht van successie opgelegd naar aanleiding van de verkrijgingen uit de nalatenschap van A, die in 1999 overleed. De aanslagen, die een totaalbedrag van ƒ 1.249.462 betroffen, werden door de Inspecteur gehandhaafd na bezwaar. Het Hof verklaarde het beroep van de belanghebbenden ongegrond, waarop zij in cassatie gingen.
De Hoge Raad oordeelt dat het Hof het recht niet heeft geschonden door de waarde van de onderneming niet lager dan de liquidatiewaarde te stellen. De Hoge Raad stelt vast dat de wetgever bij de invoering van de Successiewet bedoelde dat goodwill buiten beschouwing moest blijven, en dat dit ook gold voor de lage rentabiliteit (badwill) van het landbouwbedrijf. De Hoge Raad concludeert dat de middelen van de belanghebbenden niet tot cassatie kunnen leiden, omdat zij niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of rechtsontwikkeling.
De Hoge Raad verklaart het beroep ongegrond en ziet geen aanleiding om de proceskosten te veroordelen. Dit arrest is gewezen door de vice-president A.G. Pos en de overige raadsheren, en openbaar uitgesproken op 2 december 2005.