ECLI:NL:HR:2005:AU5147
Hoge Raad
- Cassatie
- A.G. Pos
- L. Monné
- P.J. van Amersfoort
- A.R. Leemreis
- C.J.J. van Maanen
- Rechtspraak.nl
Cassatie over de samenhang tussen polissen voor de vermogensbelasting
In deze zaak gaat het om een cassatieprocedure die is ingesteld door belanghebbende tegen de uitspraak van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch van 17 februari 2003, betreffende een aanslag in de vermogensbelasting voor het jaar 1992. De aanslag was opgelegd naar een vermogen van ƒ 1.813.000 en werd na bezwaar door de Inspecteur gehandhaafd. Het Hof verklaarde het beroep van belanghebbende ongegrond. Belanghebbende heeft vervolgens beroep in cassatie ingesteld, waarbij het beroepschrift aan het arrest is gehecht.
De Hoge Raad heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat er een samenhang bestaat tussen de polissen die door belanghebbende en haar echtgenoot zijn afgesloten. Deze polissen zijn gebaseerd op een 'beschikbare koopsom' van respectievelijk ƒ 300.000 en ƒ 600.000, zijn door dezelfde verzekeringsmaatschappij afgegeven, hebben een gelijke ingangsdatum en zijn in looptijd op elkaar afgestemd. De Hoge Raad oordeelt dat, gelet op de bepalingen van de Wet op de vermogensbelasting 1964, deze polissen tezamen als één verzekering moeten worden aangemerkt.
De Hoge Raad heeft de middelen van belanghebbende verworpen. Het eerste middel betoogde dat er in een eerdere uitspraak sprake was van interne verrekening bij de verzekeringsmaatschappij, maar de Hoge Raad oordeelt dat dit niet van toepassing is in de onderhavige zaak. Het tweede middel stelde dat de kapitaalverzekeringen niet voldoen aan de definitie van levensverzekering volgens de Wet toezicht verzekeringsbedrijf, maar ook dit middel kan niet tot cassatie leiden. De Hoge Raad concludeert dat de polissen voor de vermogensbelasting als één overeenkomst moeten worden beschouwd, zonder dat dit gevolgen heeft voor de toepassing van de Wet toezicht verzekeringsbedrijf.
De Hoge Raad heeft geen termen aanwezig geacht voor een veroordeling in de proceskosten en verklaart het beroep ongegrond. Dit arrest is gewezen door de vice-president A.G. Pos als voorzitter en de raadsheren L. Monné, P.J. van Amersfoort, A.R. Leemreis en C.J.J. van Maanen, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier A.I. Boussak-Leeksma, en is openbaar uitgesproken op 28 oktober 2005.