ECLI:NL:HR:2005:AU4617
Hoge Raad
- Cassatie
- D.H. Beukenhorst
- A.M.J. van Buchem-Spapens
- P.C. Kop
- W.A.M. van Schendel
- W.D.H. Asser
- E.J. Numann
- Rechtspraak.nl
Faillissementszaak van Bremraap Investments B.V. tegen de Ontvanger van de Belastingdienst Oost Brabant
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 23 december 2005 uitspraak gedaan in een faillissementskwestie waarbij Bremraap Investments B.V. (hierna: Bremraap) in cassatie ging tegen de Ontvanger van de Belastingdienst Oost Brabant. De zaak begon met een verzoekschrift dat op 13 april 2005 door de Ontvanger werd ingediend bij de rechtbank te 's-Hertogenbosch, waarin werd verzocht Bremraap in staat van faillissement te verklaren. Bremraap bestreed dit verzoek, maar de rechtbank verklaarde bij vonnis van 27 april 2005 Bremraap daadwerkelijk in staat van faillissement en benoemde twee curatoren en een rechter-commissaris.
Bremraap ging in hoger beroep tegen dit vonnis bij het gerechtshof te 's-Hertogenbosch, dat op 26 mei 2005 het vonnis van de rechtbank bekrachtigde. Hierna stelde Bremraap beroep in cassatie in, waarbij het cassatierekest aan de Hoge Raad werd gehecht. De Ontvanger verzocht de Hoge Raad het beroep te verwerpen. De zaak werd toegelicht door de advocaten van beide partijen, waarbij de Advocaat-Generaal W. de Wit concludeerde tot verwerping van het beroep.
De Hoge Raad heeft de klachten die in het cassatiemiddel zijn aangevoerd, niet gegrond bevonden. De Hoge Raad oordeelde dat de klachten niet tot cassatie konden leiden en dat er geen nadere motivering nodig was, aangezien de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep van Bremraap verworpen, waarmee de eerdere uitspraken van de rechtbank en het gerechtshof in stand zijn gebleven.