ECLI:NL:HR:2005:AU4292
Hoge Raad
- Cassatie
- L. Monné
- P.J. van Amersfoort
- A.R. Leemreis
- Rechtspraak.nl
Cassatie over de aftrekbaarheid van vooruitbetaalde rente in de inkomstenbelasting
In deze zaak gaat het om een cassatieberoep van de Staatssecretaris van Financiën tegen een uitspraak van het Gerechtshof te 's-Gravenhage. De zaak betreft de aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen voor het jaar 1998, waarbij aan de belanghebbende een aanslag is opgelegd naar een belastbaar inkomen van ƒ 78.214. Na bezwaar is deze aanslag door de Inspecteur gehandhaafd, maar het Hof heeft het beroep van de belanghebbende gegrond verklaard en de aanslag verminderd tot ƒ 76.059. De Staatssecretaris heeft hiertegen cassatie ingesteld.
De Hoge Raad heeft de zaak beoordeeld en vastgesteld dat de belanghebbende op 11 maart 1998 een Effecten Lease-overeenkomst heeft gesloten met Bank Labouchere N.V. en op 1 mei 1998 een rente van ƒ 73.859,56 heeft betaald. De belanghebbende heeft in zijn aangifte inkomstenbelasting een bedrag van ƒ 14.479 als kosten van effecten in aftrek gebracht, terwijl de Inspecteur slechts ƒ 4000 in aftrek heeft toegestaan. Het Hof heeft vervolgens een bedrag van ƒ 2134 aan rente in aftrek toegelaten, wat leidde tot de vraag of dit bedrag naast de ƒ 4000 ook aftrekbaar was.
De Hoge Raad oordeelt dat de wetgever bij vooruitbetalingen van rente geen berekening van het aan het kalenderjaar van betaling toe te rekenen deel heeft gewild. In dit geval, waar rente vooruitbetaald is over een periode van 60 maanden, moet deze rente in haar geheel worden aangemerkt als vooruitbetaalde rente van schulden. Het middel van de Staatssecretaris slaagt, en de Hoge Raad vernietigt de uitspraak van het Hof, waarbij het beroep tegen de uitspraak van de Inspecteur ongegrond wordt verklaard. De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.