ECLI:NL:HR:2005:AU4093
Hoge Raad
- Cassatie
- C.J.G. Bleichrodt
- A.J.A. van Dorst
- J. de Hullu
- Rechtspraak.nl
Aanwijzing van een ander gerecht voor de vervolging van een rechterlijk ambtenaar
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 11 oktober 2005 een beschikking gegeven naar aanleiding van een verzoekschrift van de Hoofdofficier van Justitie bij het Arrondissementsparket te Amsterdam. Het verzoek was gericht op de aanwijzing van een ander gerecht voor de vervolging en berechting van een rechterlijk ambtenaar die verdacht werd van een strafbaar feit, specifiek het misdrijf zoals omschreven in artikel 240b van het Wetboek van Strafrecht. De Hoge Raad heeft in zijn overwegingen de strekking van artikel 510 van het Wetboek van Strafvordering uiteengezet, dat beoogt te waarborgen dat een rechterlijk ambtenaar die wordt verdacht van een strafbaar feit, wordt vervolgd door een instantie die de schijn van bevoordeling of benadeling vermijdt. Dit is van belang voor de integriteit van het rechtssysteem en de onafhankelijkheid van de rechterlijke macht.
De plaatsvervangend Procureur-Generaal, de heer Fokkens, heeft geconcludeerd dat de Rechtbank te 's-Gravenhage als gerecht moet worden aangewezen voor de vervolging en berechting van de betrokkene. De Hoge Raad heeft deze conclusie gevolgd en het verzoek tot aanwijzing van de Rechtbank te 's-Gravenhage toegewezen. Dit betekent dat, indien het Openbaar Ministerie dit nodig acht, de vervolging en berechting van de zaak daar zal plaatsvinden. De beslissing van de Hoge Raad benadrukt het belang van een zorgvuldige en onpartijdige behandeling van zaken waarin rechterlijke ambtenaren betrokken zijn, om de schijn van belangenverstrengeling te vermijden.
De beschikking is gegeven in raadkamer, waarbij de vice-president C.J.G. Bleichrodt als voorzitter fungeerde, samen met de raadsheren A.J.A. van Dorst en J. de Hullu, en in aanwezigheid van de griffier S.P. Bakker. Deze uitspraak draagt bij aan de rechtsontwikkeling met betrekking tot de behandeling van strafzaken tegen rechterlijke ambtenaren en de waarborging van een eerlijk proces.