ECLI:NL:HR:2005:AU3554

Hoge Raad

Datum uitspraak
30 september 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
41161
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Procedures
  • Cassatie
Rechters
  • D.G. van Vliet
  • P. Lourens
  • J.W. van den Berge
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over douanewaarde en kosten opslag en bewaring

In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie van X B.V. tegen een uitspraak van het Gerechtshof te Amsterdam van 13 juli 2004, betreffende uitnodigingen tot betaling van douanerechten. De belanghebbende, X B.V., ontving op 27 maart 2001 een aanslagbiljet met een totaalbedrag van ƒ 735.313,90 (€ 333.670,90) aan douanerechten. Het bezwaar dat de belanghebbende tegen deze aanslag indiende, werd door de Inspecteur afgewezen. Hierop heeft de belanghebbende beroep ingesteld bij het Hof, dat het beroep gegrond verklaarde en de uitspraak van de Inspecteur vernietigde. De uitnodigingen tot betaling werden verminderd tot een totaalbedrag van € 302.568 aan douanerechten. De uitspraak van het Hof is aan het arrest gehecht.

Tegen de uitspraak van het Hof heeft de belanghebbende cassatie ingesteld. In het cassatieberoep zijn verschillende middelen aangevoerd. Het eerste middel betwist het oordeel van het Hof dat de Inspecteur de belanghebbende niet heeft toegestaan om in plaats van de werkelijke kosten van opslag en bewaring, een vastgesteld bedrag op de douanewaarde in aftrek te brengen. De Hoge Raad oordeelt dat dit oordeel van feitelijke aard is en in cassatie niet kan worden bestreden. Het tweede middel kan evenmin tot cassatie leiden, omdat het geen rechtsvragen oproept die van belang zijn voor de rechtseenheid of rechtsontwikkeling.

De Hoge Raad heeft geen termen aanwezig geacht voor een veroordeling in de proceskosten en verklaart het beroep ongegrond. Dit arrest is uitgesproken door de raadsheer D.G. van Vliet als voorzitter, en de raadsheren P. Lourens en J.W. van den Berge, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier E. Cichowski, op 30 september 2005.

Uitspraak

Nr. 41.161
30 september 2005
LC
gewezen op het beroep in cassatie van X B.V. te Z tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Amsterdam van 13 juli 2004, nr. 01/90233 DK, betreffende na te melden uitnodigingen tot betaling van douanerechten.
1. Uitnodigingen tot betaling, bezwaar en geding voor het Hof
Belanghebbende is bij één aanslagbiljet van 27 maart 2001 uitgenodigd tot betaling van bedragen van in totaal ƒ 735.313,90 (€ 333.670,90) aan douanerechten. Het daartegen door belanghebbende gemaakte bezwaar is bij uitspraak van de Inspecteur afgewezen.
Belanghebbende is tegen die uitspraak in beroep gekomen bij het Hof.
Het Hof heeft het beroep gegrond verklaard, de uitspraak van de Inspecteur vernietigt en de uitnodigingen tot betaling verminderd tot op in totaal een bedrag van € 302.568 aan douanerechten. De uitspraak van het Hof is aan dit arrest gehecht.
2. Geding in cassatie
Belanghebbende heeft tegen 's Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Staatssecretaris van Financiën heeft een verweerschrift ingediend.
Belanghebbende heeft een conclusie van repliek ingediend.
De Staatssecretaris heeft een conclusie van dupliek ingediend.
3. Beoordeling van de middelen
3.1. Middel 1 bestrijdt 's Hofs oordeel dat de Inspecteur belanghebbende niet heeft toegestaan om in plaats van de werkelijke kosten van opslag en bewaring in goede staat, een daarvoor aan de hand van passende en specifieke criteria vastgesteld bedrag definitief op de douanewaarde in aftrek te brengen. Dat oordeel kan als van feitelijke aard in cassatie echter niet met vrucht worden bestreden. Gegeven 's Hofs voormelde oordeel faalt reeds op die grond het in het middel vervatte betoog dat artikel 156bis, lid 1, laatste volzin, van de Uitvoeringsverordening Communautair douanewetboek in de weg staat aan toepassing van de in geding zijnde correcties.
3.2. Middel 2 kan evenmin tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien artikel 81 van de Wet op de rechterlijke organisatie, geen nadere motivering, nu het middel niet noopt tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Proceskosten
De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.
5. Beslissing
De Hoge Raad verklaart het beroep ongegrond.
Dit arrest is gewezen door de raadsheer D.G. van Vliet als voorzitter, en de raadsheren P. Lourens en J.W. van den Berge, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier E. Cichowski, en in het openbaar uitgesproken op 30 september 2005.