2.2. Producente van het ingevoerd sap is S in B, die het sap heeft verkocht aan A, gevestigd in Z. Laatstgenoemd bedrijf verkoopt het sap aan diverse onafhankelijke afnemers in de EG. Belanghebbende geeft de goederen in opdracht van S op eigen naam en voor eigen rekening aan voor het vrije verkeer. Daartoe beschikt belanghebbende over een vergunning van de douane om met toepassing van de domiciliërings-procedure aangiften voor het vrije verkeer te doen. Belanghebbende heeft in die aangiften de opgave van de douanewaarde ge-baseerd op de vergoeding, die S ontvangt ter zake van de ver-kopen (met leverings-conditie free on truck R, duties unpaid). De kosten voor het opslaan en het in goede staat bewaren van de goederen worden op de douanewaarde in mindering gebracht. Belanghebbende ontvangt voor deze diensten van haar opdrachtgever een vergoeding die afhankelijk is van de jaarlijkse ingevoerde hoeveelheid tonnage goederen. Omdat op het moment van het doen van de aangiften niet bekend is hoe hoog de vergoedingen precies zijn, is de praktijk sinds 1985 dat op de aan te geven douanewaarde een met de douane vooraf besproken bedrag in mindering wordt gebracht. In 1985 is dit bedrag door de douane op f 100,-- per ton gesteld, hetgeen sindsdien door belang-hebbende bij elke aangifte is gehanteerd. In een brief van 29 september 1987 en later opnieuw in een brief van 19 december 1991 heeft de inspecteur de afspraak over dit bedrag bevestigd.
2.3. In 1997 heeft het Landelijk Waardeteam (LWT) van de douane een onder-zoek gedaan naar “het forfait voor opslagkosten in entrepot die op de douane-waarde in mindering wordt gebracht”. De te controleren periode betreft juli 1996 tot en met december 1996. De bevindingen van deze controle zijn neer-gelegd in een rapport van 27 maart 1997, nummer 4 LWT 1997, waarvan het open-baar deel op 27 maart 1997 aan belanghebbende is toegezonden. In het door belanghebbende ontvangen controlerapport is onder meer het volgende vermeld:
“4. Constateringen
(…)
Het op de maandaangifte op de douanewaarde in mindering gebrachte forfait is op basis van in het verleden gemaakte afspraken tot stand gekomen. Hiervoor is bij het LWT correspondentie aanwezig onder nummer ... .
In 1992 is afgesproken een forfait aan te houden van f 100, -- per mt product voor de opslag en het bewaren in goede staat van het product. Uit de jaarstukken van 1995 blijkt dit bedrag echter te hoog te zijn. In dat boekjaar werd een bedrag van f 7.293.869,- aan fees ontvangen. Totaal werd 109.715 mt aan product opgeslagen. Dit leidt tot de volgende berekening f 7.293.869,- : 109.715 mt = f 66,50 per mt product. Opgemerkt wordt dat het bedrag van f 66,50 uitsluitend zou moeten dienen voor de periode waarop de jaarstukken betrekking hebben.
(…)
5. Vaststelling douanewaarde
(…)
Op de douanewaarde mogen, mits te onderscheiden, op grond van artikel 112 van eerdergenoemde Verordening de kosten in mindering gebracht worden voor de opslag en het bewaren in goede staat van de goederen tijdens het verblijf daarvan in entrepot. Uitgaande van de wens van T BV dat dit middels een forfait moet gebeuren, moet dit bedrag worden vastgesteld op f 66,50 per mt product. Zijnde het bedrag dat voor die handelingen wordt vergoed door de opdrachtgevers gedeeld door het tonnage dat door T BV is behandeld gedurende het boekjaar 1995. Jaarlijks moet op basis van de nieuwe jaarstukken het bedrag van f 66,50 worden getoetst aan de daadwerkelijk ontvangen fees waarna een eventuele verrekening dient plaats te vinden van de te veel of te weinig afgetrokken kosten voor de opslag en het behoud in goede staat van de goederen.
In verband met hetgeen hiervoor beschreven is, komt de afspraak om f 100,-- per ton als vaste aftrek op de douanewaarde in mindering te mogen brengen per 1 april 1997 te vervallen. Vanaf 1 april 1997 mag een bedrag van f 66,50 per mt op de douanewaarde in mindering worden gebracht. Periodiek zal deze afspraak worden bezien en zal indien nodig het bedrag van de vaste aftrek op grond van de werkelijke kosten opnieuw worden vastgesteld. De eerste herziening zal plaatsvinden volgend jaar op grond van de stukken over 1997. Na vaststelling van het verschil tussen het voorlopige forfait en de werkelijke kosten moet correctie in positieve of negatieve zin plaatsvinden.
6. Afspraken
Er zijn geen nadere afspraken gemaakt.”.
2.4. In maart 2001 heeft de douane een administratieve controle uitgevoerd bij het bedrijf van belanghebbende voor aangiften, gedaan in de periode 1997 tot en met 2000, waarvan een verslag is neergelegd in het rapport van 4 juli 2001, kenmerk ... . Hierin wordt geconcludeerd dat de kosten per ton lager zijn dan het in 1997 vastgestelde forfait, namelijk f 40,44 voor het jaar 1998 en f 49,23 voor het eerste halfjaar van 1999.
In dit rapport is onder meer vermeld:
“4.1. Forfait
In 1997 is bij T BV een controle ingesteld door het Landelijk Waarde Team van de douane. Hierbij is afgesproken dat een voorlopig forfait mag worden gehanteerd ter bepaling van de kosten van opslag en ter bewaring in goede staat. Dit forfait wordt in mindering gebracht op de factuurprijs van de ten invoer aangegeven goederen.
(…)
Het voorlopig forfait is berekend op fl. 66,59 per ton.
In het controlerapport van het LWT is medegedeeld dat dit forfait jaarlijks achteraf herberekend dient te worden op basis van de daadwerkelijke gemaakte kosten in de aangifteperioden waarna verrekening van te veel of te weinig betaalde rechten bij invoer dient plaats te vinden.”.
De inspecteur heeft daarop de douanewaarden,vermeld op de aangiften vanaf april 1998 tot en met juni 1999, achteraf gecorrigeerd en het meer verschuldigde bedrag aan douanerechten middels de sub 1.1. genoemde uitnodigingen tot betaling geheven.
2.5. Belanghebbende heeft op 30 maart 2001 bezwaar gemaakt. Na het hoorgesprek op 31 augustus 2001 heeft de inspecteur op 20 september 2001 het be-zwaarschrift afgewezen.