ECLI:NL:HR:2005:AU3136

Hoge Raad

Datum uitspraak
23 september 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
502
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie van Fa. X tegen uitspraak Centrale Raad van Beroep inzake hoofdelijke aansprakelijkstelling door Lisv

In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie van Fa. X tegen een uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 2 september 2004, waarin Fa. X hoofdelijk aansprakelijk werd gesteld voor sociale verzekeringspremies. Het Landelijk instituut sociale verzekeringen (Lisv) had op 7 december 1999 besloten om Fa. X aansprakelijk te stellen op basis van artikel 16a van de Coördinatiewet Sociale Verzekering (CSV) voor premies die verschuldigd waren voor werknemers die in de jaren 1994 tot en met 1997 aan Fa. X ter beschikking waren gesteld door de coöperatie B U.A. Na een ongegrond verklaard bezwaar door het Lisv, heeft Fa. X beroep ingesteld bij de Rechtbank te Alkmaar, die op 10 januari 2002 het beroep ongegrond verklaarde. Fa. X ging vervolgens in hoger beroep bij de Centrale Raad, die de uitspraak van de Rechtbank bevestigde. Hierop heeft Fa. X cassatie ingesteld bij de Hoge Raad.

De Hoge Raad beoordeelt de middelen die door Fa. X zijn ingediend. De eerste twee middelen stellen dat de Centrale Raad ten onrechte voorbij is gegaan aan de stelling dat de loonbetalingen aan de coöperatie B U.A. moeten worden toegerekend aan Poolse vennootschappen. De Hoge Raad oordeelt dat het oordeel van de Centrale Raad, dat het Lisv terecht geen zelfstandige betekenis heeft toegekend aan de Poolse vennootschappen, geen blijk geeft van schending of verkeerde toepassing van de relevante bepalingen van de CSV. Het derde middel betreft een klacht over de motivering van de Centrale Raad met betrekking tot onkostenvergoedingen aan Poolse werknemers, maar deze klacht valt buiten het toepassingsgebied van de CSV.

De Hoge Raad concludeert dat de middelen niet tot cassatie kunnen leiden en verklaart het beroep ongegrond. De proceskosten worden niet toegewezen. Dit arrest is uitgesproken op 23 september 2005 door de raadsheer P. Lourens als voorzitter, en de raadsheren J.W. van den Berge en E.N. Punt, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier E. Cichowski.

Uitspraak

Nr. 502
23 september 2005
wv
gewezen op het beroep in cassatie van Fa. X te Z tegen de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 2 september 2004, nr. 02/1219 CSV, betreffende na te melden besluit van het Landelijk instituut sociale verzekeringen (hierna: Lisv) inzake de hoofdelijke aansprakelijkstelling van belanghebbende op de voet van artikel 16a van de Coördinatiewet Sociale Verzekering (hierna: CSV).
1. Besluit, bezwaar en geding voor de Rechtbank
Bij besluit van 7 december 1999 heeft het Lisv op de voet van artikel 16a van de CSV belanghebbende hoofdelijk aansprakelijk gesteld voor de premies ingevolge de sociale werknemersverzekeringswetten verschuldigd ten aanzien van werknemers die in de jaren 1994 tot en met 1997 aan haar ter beschikking werden gesteld door de coöperatie B U.A.
Het Lisv heeft het tegen dit besluit gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Tegen de beslissing op het bezwaar heeft belanghebbende beroep ingesteld bij de Rechtbank te Alkmaar.
De Rechtbank heeft bij uitspraak van 10 januari 2002 het beroep ongegrond verklaard.
2. Geding voor de Centrale Raad
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld bij de Centrale Raad.
De Centrale Raad heeft de bestreden uitspraak bevestigd. De uitspraak van de Centrale Raad is aan dit arrest gehecht.
3. Geding in cassatie
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Centrale Raad beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: de Raad van bestuur) heeft als rechtsopvolger van het Lisv een verweerschrift ingediend.
Belanghebbende heeft een conclusie van repliek ingediend.
De Raad van bestuur heeft een conclusie van dupliek ingediend.
4. Beoordeling van de middelen
4.1. Ingevolge artikel 18c, lid 1, van de CSV (tekst tot en met 31 december 2004) kan tegen op die wet gegronde uitspraken van de Centrale Raad van Beroep slechts beroep in cassatie worden ingesteld ter zake van schending of verkeerde toepassing van de artikelen 1, vierde tot en met achtste lid, 4 tot en met 8 en de op die artikelen berustende bepalingen.
4.2. De middelen 1 en 2 strekken ten betoge dat de Centrale Raad ten onrechte is voorbijgegaan aan de stelling dat de loonbetalingen, welke door het Lisv zijn toegerekend aan de coöperatie B U.A., moeten worden toegerekend aan Poolse vennootschappen. In het oordeel van de Centrale Raad dat het Lisv terecht geen zelfstandige betekenis heeft toegekend aan de Poolse vennootschappen, anders dan dat die vennootschappen bestaan, ligt een afwijzing van die stelling besloten. Voormeld oordeel geeft geen blijk van schending of verkeerde toepassing van een van de in artikel 18c, lid 1, van de CSV opgesomde bepalingen.
4.3. Middel 3 behelst de klacht dat de Centrale Raad niet is ingegaan op de stelling van belanghebbende dat de betalingen aan Poolse werknemers voor een deel bestonden uit onkostenvergoedingen. Die klacht valt, als motiveringsklacht, buiten het bestek van artikel 18c, lid 1, van de CSV.
4.4. De middelen kunnen derhalve niet tot cassatie leiden.
5. Proceskosten
De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.
6. Beslissing
De Hoge Raad verklaart het beroep ongegrond.
Dit arrest is gewezen door de raadsheer P. Lourens als voorzitter, en de raadsheren J.W. van den Berge en E.N. Punt, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier E. Cichowski, en in het openbaar uitgesproken op 23 september 2005.