ECLI:NL:HR:2005:AU3136
Hoge Raad
- Cassatie
- P. Lourens
- J.W. van den Berge
- E.N. Punt
- Rechtspraak.nl
Cassatie van Fa. X tegen uitspraak Centrale Raad van Beroep inzake hoofdelijke aansprakelijkstelling door Lisv
In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie van Fa. X tegen een uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 2 september 2004, waarin Fa. X hoofdelijk aansprakelijk werd gesteld voor sociale verzekeringspremies. Het Landelijk instituut sociale verzekeringen (Lisv) had op 7 december 1999 besloten om Fa. X aansprakelijk te stellen op basis van artikel 16a van de Coördinatiewet Sociale Verzekering (CSV) voor premies die verschuldigd waren voor werknemers die in de jaren 1994 tot en met 1997 aan Fa. X ter beschikking waren gesteld door de coöperatie B U.A. Na een ongegrond verklaard bezwaar door het Lisv, heeft Fa. X beroep ingesteld bij de Rechtbank te Alkmaar, die op 10 januari 2002 het beroep ongegrond verklaarde. Fa. X ging vervolgens in hoger beroep bij de Centrale Raad, die de uitspraak van de Rechtbank bevestigde. Hierop heeft Fa. X cassatie ingesteld bij de Hoge Raad.
De Hoge Raad beoordeelt de middelen die door Fa. X zijn ingediend. De eerste twee middelen stellen dat de Centrale Raad ten onrechte voorbij is gegaan aan de stelling dat de loonbetalingen aan de coöperatie B U.A. moeten worden toegerekend aan Poolse vennootschappen. De Hoge Raad oordeelt dat het oordeel van de Centrale Raad, dat het Lisv terecht geen zelfstandige betekenis heeft toegekend aan de Poolse vennootschappen, geen blijk geeft van schending of verkeerde toepassing van de relevante bepalingen van de CSV. Het derde middel betreft een klacht over de motivering van de Centrale Raad met betrekking tot onkostenvergoedingen aan Poolse werknemers, maar deze klacht valt buiten het toepassingsgebied van de CSV.
De Hoge Raad concludeert dat de middelen niet tot cassatie kunnen leiden en verklaart het beroep ongegrond. De proceskosten worden niet toegewezen. Dit arrest is uitgesproken op 23 september 2005 door de raadsheer P. Lourens als voorzitter, en de raadsheren J.W. van den Berge en E.N. Punt, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier E. Cichowski.