ECLI:NL:HR:2005:AU2808

Hoge Raad

Datum uitspraak
7 oktober 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
C04/208HR
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over koopovereenkomst en onrechtmatige daad

In deze zaak heeft eiser tot cassatie, [eiser], op 5 maart 2002 verweerder in cassatie, [verweerder], gedagvaard voor de rechtbank, sector kanton, te Arnhem, locatie Tiel. Eiser vorderde bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, een bedrag van € 1.951,25 van verweerder, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 29 januari 2002. Verweerder heeft de vordering bestreden, waarna de kantonrechter op 21 augustus 2002 de vordering afwees. Eiser ging in hoger beroep bij het gerechtshof te Arnhem, waar hij zijn eis wijzigde en aanvulde met een schadevergoeding uit hoofde van onrechtmatige daad, subsidiair onverschuldigde betaling en meer subsidiair ongerechtvaardigde verrijking. Het hof heeft eiser bij tussenarrest van 1 juli 2003 tot bewijslevering toegelaten en bij eindarrest van 27 april 2004 het vonnis van de kantonrechter bekrachtigd. Eiser heeft vervolgens beroep in cassatie ingesteld tegen het eindarrest van het hof. De Hoge Raad heeft de zaak behandeld en de conclusie van de Advocaat-Generaal L. Timmerman, die strekte tot verwerping van het beroep, in overweging genomen. De Hoge Raad heeft het beroep verworpen en eiser veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, begroot op € 359,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris. De Hoge Raad oordeelde dat de in de middelen aangevoerde klachten niet tot cassatie konden leiden, zonder dat nadere motivering nodig was, aangezien de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

Uitspraak

7 oktober 2005
Eerste Kamer
Nr. C04/208HR
JMH
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
[Eiser],
wonende te [woonplaats],
EISER tot cassatie,
advocaat: mr. R.A. van der Hansz,
t e g e n
[Verweerder], handelende onder de naam [A],
wonende te [woonplaats],
VERWEERDER in cassatie,
advocaat: mr. G.C. Makkink.
1. Het geding in feitelijke instanties
Eiser tot cassatie - verder te noemen: [eiser] - heeft bij exploot van 5 maart 2002 verweerder in cassatie - verder te noemen: [verweerder] - gedagvaard voor de rechtbank, sector kanton, te Arnhem, locatie Tiel, en gevorderd bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, [verweerder] te veroordelen om aan [eiser] tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen een bedrag van € 1.951,25, te verhogen met de wettelijke rente over het verschuldigde vanaf 29 januari 2002 tot aan de dag der algehele voldoening.
[Verweerder] heeft de vordering bestreden.
De kantonrechter heeft bij vonnis van 21 augustus 2002 de vordering afgewezen.
Tegen het vonnis van de kantonrechter heeft [eiser] hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te Arnhem. Bij memorie van grieven heeft [eiser] zijn eis met dien verstande gewijzigd en aangevuld dat het gevorderde bedrag wordt opgeëist als zijnde een schadevergoeding uit hoofde van onrechtmatige daad subsidiair onverschuldigde betaling, meer subsidiair ongerechtvaardigde verrijking.
Bij tussenarrest van 1 juli 2003 heeft het hof [eiser] tot bewijslevering toegelaten en bij eindarrest van 27 april 2004 voormeld vonnis van de kantonrechter bekrachtigd.
Beide arresten van het hof zijn aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen het eindarrest van het hof heeft [eiser] beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
[Verweerder] heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten.
De conclusie van de Advocaat-Generaal L. Timmerman strekt tot verwerping van het beroep.
3. Beoordeling van de middelen
De in de middelen aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien artikel 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
veroordeelt [eiser] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van [verweerder] begroot op € 359,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren P.C. Kop, als voorzitter, E.J. Numann en J.C. van Oven, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer E.J. Numann op 7 oktober 2005.