ECLI:NL:HR:2005:AT8943

Hoge Raad

Datum uitspraak
8 juli 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
41030
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Procedures
  • Cassatie
Rechters
  • A.E.M. van der Putt-Lauwers
  • F.W.G.M. van Brunschot
  • C.B. Bavinck
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toekomstige premiebetalingen en de vorming van voorzieningen in de vennootschapsbelasting

In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie van X B.V. tegen een uitspraak van het Gerechtshof te 's-Gravenhage van 8 juni 2004, betreffende een aanslag in de vennootschapsbelasting voor het jaar 2000. Aan belanghebbende was een aanslag opgelegd naar een belastbaar bedrag van ƒ 1.395.711, welke na bezwaar door de Inspecteur was verminderd tot ƒ 987.169. Belanghebbende ging in beroep bij het Hof, dat het beroep ongegrond verklaarde. Tegen deze uitspraak heeft belanghebbende cassatie ingesteld. De Staatssecretaris van Financiën heeft een verweerschrift ingediend, waarop belanghebbende een conclusie van repliek heeft ingediend.

De Hoge Raad heeft de zaak beoordeeld en zich gericht op de vraag of er een voorziening kan worden gevormd voor toekomstige premiebetalingen voor verzekering tegen arbeidsongeschiktheid. Het Hof had geoordeeld dat niet was voldaan aan de eis dat toekomstige uitgaven konden worden toegerekend aan de periode voorafgaand aan de balansdatum. De Hoge Raad oordeelt dat dit oordeel geen blijk geeft van een onjuiste rechtsopvatting en dat het, als verweven met feitelijke waarderingen, in cassatie niet op juistheid kan worden getoetst. De Hoge Raad concludeert dat de middelen falen.

Wat betreft de proceskosten oordeelt de Hoge Raad dat er geen termen aanwezig zijn voor een veroordeling in de proceskosten. Uiteindelijk verklaart de Hoge Raad het beroep ongegrond. Dit arrest is gewezen door de vice-president A.E.M. van der Putt-Lauwers als voorzitter, en de raadsheren F.W.G.M. van Brunschot en C.B. Bavinck, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier E. Cichowski, en is openbaar uitgesproken op 8 juli 2005.

Uitspraak

Nr. 41.030
8 juli 2005
PV
gewezen op het beroep in cassatie van X B.V. te Z tegen de uitspraak van het Gerechtshof te 's-Gravenhage van 8 juni 2004, nr. BK-03/01392, betreffende na te melden aanslag in de vennootschapsbelasting.
1. Aanslag, bezwaar en geding voor het Hof
Aan belanghebbende is voor het jaar 2000 een aanslag in de vennootschapsbelasting opgelegd naar een belastbaar bedrag van ƒ 1.395.711, welke aanslag, na daartegen gemaakt bezwaar, bij uitspraak van de Inspecteur is verminderd tot een aanslag naar een belastbaar bedrag van ƒ 987.169.
Belanghebbende is tegen die uitspraak in beroep gekomen bij het Hof.
Het Hof heeft het beroep ongegrond verklaard. De uitspraak van het Hof is aan dit arrest gehecht.
2. Geding in cassatie
Belanghebbende heeft tegen 's Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Staatssecretaris van Financiën heeft een verweerschrift ingediend.
Belanghebbende heeft een conclusie van repliek ingediend.
3. Beoordeling van de middelen
Het Hof heeft geoordeeld dat ter zake van de toekomstige premiebetalingen niet is voldaan aan de voor de vorming van een voorziening geldende eis dat toekomstige uitgaven kunnen worden toegerekend aan de periode die voorafgaat aan de balansdatum. Dat oordeel geeft geen blijk van een onjuiste rechtsopvatting en kan voor het overige, als verweven met waarderingen van feitelijke aard, in cassatie niet op juistheid worden getoetst. Mitsdien falen de middelen.
4. Proceskosten
De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.
5. Beslissing
De Hoge Raad verklaart het beroep ongegrond.
Dit arrest is gewezen door de vice-president A.E.M. van der Putt-Lauwers als voorzitter, en de raadsheren F.W.G.M. van Brunschot en C.B. Bavinck, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier E. Cichowski, en in het openbaar uitgesproken op 8 juli 2005.