ECLI:NL:HR:2005:AT8943
Hoge Raad
- Cassatie
- A.E.M. van der Putt-Lauwers
- F.W.G.M. van Brunschot
- C.B. Bavinck
- Rechtspraak.nl
Toekomstige premiebetalingen en de vorming van voorzieningen in de vennootschapsbelasting
In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie van X B.V. tegen een uitspraak van het Gerechtshof te 's-Gravenhage van 8 juni 2004, betreffende een aanslag in de vennootschapsbelasting voor het jaar 2000. Aan belanghebbende was een aanslag opgelegd naar een belastbaar bedrag van ƒ 1.395.711, welke na bezwaar door de Inspecteur was verminderd tot ƒ 987.169. Belanghebbende ging in beroep bij het Hof, dat het beroep ongegrond verklaarde. Tegen deze uitspraak heeft belanghebbende cassatie ingesteld. De Staatssecretaris van Financiën heeft een verweerschrift ingediend, waarop belanghebbende een conclusie van repliek heeft ingediend.
De Hoge Raad heeft de zaak beoordeeld en zich gericht op de vraag of er een voorziening kan worden gevormd voor toekomstige premiebetalingen voor verzekering tegen arbeidsongeschiktheid. Het Hof had geoordeeld dat niet was voldaan aan de eis dat toekomstige uitgaven konden worden toegerekend aan de periode voorafgaand aan de balansdatum. De Hoge Raad oordeelt dat dit oordeel geen blijk geeft van een onjuiste rechtsopvatting en dat het, als verweven met feitelijke waarderingen, in cassatie niet op juistheid kan worden getoetst. De Hoge Raad concludeert dat de middelen falen.
Wat betreft de proceskosten oordeelt de Hoge Raad dat er geen termen aanwezig zijn voor een veroordeling in de proceskosten. Uiteindelijk verklaart de Hoge Raad het beroep ongegrond. Dit arrest is gewezen door de vice-president A.E.M. van der Putt-Lauwers als voorzitter, en de raadsheren F.W.G.M. van Brunschot en C.B. Bavinck, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier E. Cichowski, en is openbaar uitgesproken op 8 juli 2005.