ECLI:NL:HR:2005:AT8277
Hoge Raad
- Cassatie
- A.E.M. van der Putt-Lauwers
- F.W.G.M. van Brunschot
- C.B. Bavinck
- Rechtspraak.nl
Cassatie tegen uitspraak Gerechtshof Amsterdam inzake aanslag vennootschapsbelasting 1998
In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie van [X] te [Z] tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Amsterdam van 26 november 2003, nr. P02/07368, betreffende een aanslag in de vennootschapsbelasting voor het jaar 1998. De Inspecteur had een aanslag opgelegd naar een belastbaar bedrag van ƒ 341.239. Tegen deze aanslag heeft belanghebbende bezwaar gemaakt, maar de Inspecteur verklaarde dit bezwaar niet-ontvankelijk. Hierop heeft belanghebbende beroep ingesteld bij het Hof, dat het beroep ongegrond verklaarde. De uitspraak van het Hof is aan het arrest van de Hoge Raad gehecht, evenals het beroepschrift in cassatie dat door belanghebbende is ingediend.
De Staatssecretaris van Financiën heeft een verweerschrift ingediend. De zaak is toegelicht door mr. J.H. Müller, advocaat te Amsterdam. De Hoge Raad heeft de klachten van belanghebbende beoordeeld, maar deze kunnen niet tot cassatie leiden. De Hoge Raad oordeelt dat, gezien artikel 81 van de Wet op de rechterlijke organisatie, geen nadere motivering nodig is, omdat de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
Wat betreft de proceskosten oordeelt de Hoge Raad dat er geen termen aanwezig zijn voor een veroordeling in de proceskosten. Uiteindelijk verklaart de Hoge Raad het beroep ongegrond. Dit arrest is gewezen door de vice-president A.E.M. van der Putt-Lauwers als voorzitter, en de raadsheren F.W.G.M. van Brunschot en C.B. Bavinck, en is in het openbaar uitgesproken op 10 juni 2005.