ECLI:NL:HR:2005:AT8184
Hoge Raad
- Cassatie
- L. Monné
- P.J. van Amersfoort
- C.J.J. van Maanen
- Rechtspraak.nl
Cassatieberoep inzake aanslag inkomstenbelasting en boetebeschikking
In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie van belanghebbende X tegen de uitspraak van het Gerechtshof te 's-Gravenhage van 13 april 2004, waarin het Hof het verzet van belanghebbende tegen een eerdere uitspraak betreffende een aanslag in de inkomstenbelasting en een boetebeschikking ongegrond verklaarde. De aanslag en de boete waren opgelegd voor het jaar 2001 en waren door de Inspecteur gehandhaafd na bezwaar. Het Hof had het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak van de Inspecteur niet-ontvankelijk verklaard wegens overschrijding van de beroepstermijn. Belanghebbende heeft vervolgens verzet aangetekend, maar dit werd door het Hof ongegrond verklaard.
De Hoge Raad heeft het beroep in cassatie gegrond verklaard. De uitspraak van het Hof werd vernietigd en de zaak werd verwezen naar het Gerechtshof te Amsterdam voor verdere behandeling. De Hoge Raad oordeelde dat het Hof niet had mogen overgaan tot ongegrondverklaring van het verzet zonder belanghebbende in de gelegenheid te stellen te worden gehoord. Dit is in strijd met de procedurele waarborgen die gelden bij het opleggen van een bestuurlijke boete. De Hoge Raad gelastte ook dat de Staat het griffierecht van € 102 aan belanghebbende vergoedt.
De uitspraak van de Hoge Raad benadrukt het belang van het horen van belanghebbenden in procedures waarin bestuurlijke boetes aan de orde zijn. De zaak zal nu verder behandeld worden door het Gerechtshof te Amsterdam, dat belanghebbende de gelegenheid moet geven om zijn verzet te bepleiten.