ECLI:NL:HR:2005:AT8184

Hoge Raad

Datum uitspraak
24 juni 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
40782
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Procedures
  • Cassatie
Rechters
  • L. Monné
  • P.J. van Amersfoort
  • C.J.J. van Maanen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatieberoep inzake aanslag inkomstenbelasting en boetebeschikking

In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie van belanghebbende X tegen de uitspraak van het Gerechtshof te 's-Gravenhage van 13 april 2004, waarin het Hof het verzet van belanghebbende tegen een eerdere uitspraak betreffende een aanslag in de inkomstenbelasting en een boetebeschikking ongegrond verklaarde. De aanslag en de boete waren opgelegd voor het jaar 2001 en waren door de Inspecteur gehandhaafd na bezwaar. Het Hof had het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak van de Inspecteur niet-ontvankelijk verklaard wegens overschrijding van de beroepstermijn. Belanghebbende heeft vervolgens verzet aangetekend, maar dit werd door het Hof ongegrond verklaard.

De Hoge Raad heeft het beroep in cassatie gegrond verklaard. De uitspraak van het Hof werd vernietigd en de zaak werd verwezen naar het Gerechtshof te Amsterdam voor verdere behandeling. De Hoge Raad oordeelde dat het Hof niet had mogen overgaan tot ongegrondverklaring van het verzet zonder belanghebbende in de gelegenheid te stellen te worden gehoord. Dit is in strijd met de procedurele waarborgen die gelden bij het opleggen van een bestuurlijke boete. De Hoge Raad gelastte ook dat de Staat het griffierecht van € 102 aan belanghebbende vergoedt.

De uitspraak van de Hoge Raad benadrukt het belang van het horen van belanghebbenden in procedures waarin bestuurlijke boetes aan de orde zijn. De zaak zal nu verder behandeld worden door het Gerechtshof te Amsterdam, dat belanghebbende de gelegenheid moet geven om zijn verzet te bepleiten.

Uitspraak

Nr. 40.782
24 juni 2005
Za
gewezen op het beroep in cassatie van X te Z tegen de uitspraak van het Gerechtshof te 's-Gravenhage van 13 april 2004, nr. BK-03/01100, op het verzet van belanghebbende tegen na te melden uitspraak van het Hof betreffende na te melden aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen en na te melden boetebeschikking.
1. Aanslag, beschikking, bezwaar en geding voor het Hof
Aan belanghebbende is voor het jaar 2001 een aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen opgelegd, alsmede een boete. De aanslag en de boetebeschikking zijn, na daartegen gemaakt bezwaar, bij uitspraak van de Inspecteur gehandhaafd.
Belanghebbende is tegen die uitspraak in beroep gekomen bij het Hof. Het Hof heeft bij uitspraak van 12 september 2003 wegens overschrijding van de beroepstermijn het beroep niet-ontvankelijk verklaard. Belanghebbende heeft daartegen verzet gedaan. Het Hof heeft bij zijn in cassatie bestreden uitspraak het verzet ongegrond verklaard. De uitspraak van het Hof is aan dit arrest gehecht.
2. Geding in cassatie
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van het Hof op het verzet beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Staatssecretaris van Financiën heeft een verweerschrift ingediend.
Belanghebbende heeft een conclusie van repliek ingediend.
3. Beoordeling van de klachten
Belanghebbendes klachten strekken onder meer ten betoge dat het Hof niet tot ongegrondverklaring van het door hem gedane verzet had mogen overgaan alvorens hem in de gelegenheid te stellen te worden gehoord. De klachten slagen in zoverre. Indien aan een belanghebbende een bestuurlijke boete is opgelegd, zoals hier het geval is, gaat het gerechtshof niet tot het doen van een uitspraak tot ongegrondverklaring van het verzet over dan na de belanghebbende in de gelegenheid te hebben gesteld te worden gehoord (vgl. HR 2 december 1992, nr. 28630, BNB 1993/64). De uitspraak van het Hof kan niet in stand blijven. Verwijzing moet volgen, waarbij het verwijzingshof belanghebbende in de gelegenheid zal dienen te stellen op het verzet te worden gehoord, en dit hof - ingeval het verzet gegrond wordt bevonden - de zaak alsnog in behandeling zal dienen te nemen. De klachten behoeven verder geen behandeling.
4. Proceskosten
De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.
5. Beslissing
De Hoge Raad:
verklaart het beroep gegrond,
vernietigt de uitspraak van het Hof,
verwijst het geding naar het Gerechtshof te Amsterdam ter verdere behandeling en beslissing van de zaak met inachtneming van dit arrest, en
gelast dat de Staat aan belanghebbende vergoedt het door deze ter zake van de behandeling van het beroep in cassatie verschuldigd geworden griffierecht ten bedrage van € 102.
Dit arrest is gewezen door de raadsheer L. Monné als voorzitter, en de raadsheren P.J. van Amersfoort en C.J.J. van Maanen, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier A.I. Boussak-Leeksma, en in het openbaar uitgesproken op 24 juni 2005.