ECLI:NL:HR:2005:AT7203
Hoge Raad
- Cassatie
- A.E.M. van der Putt-Lauwers
- F.W.G.M. van Brunschot
- C.B. Bavinck
- Rechtspraak.nl
Cassatie over autokostenfictie en afschrijving in de inkomstenbelasting
In deze zaak gaat het om een cassatieberoep van belanghebbende X tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Arnhem van 30 januari 2004, betreffende een aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen voor het jaar 1996. De Inspecteur had een aanslag opgelegd naar een belastbaar inkomen van ƒ 83.200, welke na bezwaar door de Inspecteur werd gehandhaafd. Belanghebbende ging in beroep bij het Hof, dat het beroep gegrond verklaarde en de aanslag verlaagde naar ƒ 78.728. Tegen deze uitspraak heeft belanghebbende cassatie ingesteld.
De Hoge Raad heeft het beroep gegrond verklaard en de uitspraak van het Hof vernietigd. De zaak is verwezen naar het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch voor verdere behandeling. De Hoge Raad oordeelde dat de middelen II en III niet tot cassatie konden leiden, maar dat middel I wel slaagde. Dit middel betrof de opvatting van het Hof over de kosten verbonden aan het houden van een personenauto, zoals vastgelegd in artikel 42, lid 2, van de Wet op de inkomstenbelasting 1964. De Hoge Raad stelde dat de kosten die niet bij de winstbepaling in aanmerking zijn genomen, niet als werkelijk gemaakte kosten kunnen worden aangemerkt.
De Hoge Raad heeft ook bepaald dat de Staatssecretaris van Financiën de kosten van het geding in cassatie moet vergoeden, en dat het verwijzingshof zal beoordelen of er een vergoeding voor de kosten van het geding voor het Hof aan belanghebbende moet worden toegekend. Dit arrest is uitgesproken op 10 juni 2005 door de vice-president en twee raadsheren, in aanwezigheid van de waarnemend griffier.