ECLI:NL:HR:2005:AT6844

Hoge Raad

Datum uitspraak
14 oktober 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
R04/056HR
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
  • J.B. Fleers
  • H.A.M. Aaftink
  • P.C. Kop
  • J.C. van Oven
  • F.B. Bakels
  • P. Neleman
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging van ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing van een minderjarige; ontvankelijkheid in cassatie wegens termijnoverschrijding

In deze zaak heeft de Stichting Bureau Jeugdzorg Overijssel op 2 juni 2003 een verzoekschrift ingediend bij de kinderrechter in Almelo om de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van de minderjarige, geboren op [geboortedatum] 1998, te verlengen. De moeder van het kind heeft deze verzoeken bestreden. De rechtbank heeft na een mondelinge behandeling op 2 juli 2003 op 9 juli 2003 beide verzoeken toegewezen en de termijn van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing verlengd voor de duur van één jaar, met handhaving van de Stichting als gezinsvoogdij-instelling. De moeder heeft hiertegen hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te Arnhem, dat op 20 januari 2004 de beschikkingen van de rechtbank heeft bekrachtigd.

Tegen deze beslissing heeft de moeder cassatie ingesteld. De Stichting heeft verzocht om het cassatieberoep te verwerpen. De Advocaat-Generaal C.L. de Vries Lentsch-Kostense heeft geconcludeerd tot niet-ontvankelijkheid van de moeder in haar cassatieberoep, omdat de termijn van de machtiging tot uithuisplaatsing op 30 juli 2004 was verstreken. De Hoge Raad heeft geoordeeld dat de moeder geen belang meer had bij haar cassatieberoep, aangezien de machtiging tot uithuisplaatsing inmiddels was verlopen.

De Hoge Raad heeft de moeder dan ook niet-ontvankelijk verklaard in haar beroep. Deze beschikking is gegeven door de vice-president J.B. Fleers als voorzitter en de raadsheren H.A.M. Aaftink, P.C. Kop, J.C. van Oven en F.B. Bakels, en in het openbaar uitgesproken door de vice-president P. Neleman op 14 oktober 2005.

Uitspraak

14 oktober 2005
Eerste Kamer
Rek.nr. R04/056HR
JMH/RM
Hoge Raad der Nederlanden
Beschikking
in de zaak van:
[de moeder],
wonende te [woonplaats],
VERZOEKSTER tot cassatie,
advocaat: mr. P. Garretsen,
t e g e n
STICHTING BUREAU JEUGDZORG OVERIJSSEL,
gevestigd te Enschede,
VERWEERSTER in cassatie,
advocaat: mr. W.B. Teunis.
1. Het geding in feitelijke instanties
Met een op 2 juni 2003 ter griffie van de rechtbank te Almelo ingediend verzoekschrift heeft verweerster in cassatie - verder te noemen: de Stichting - zich gewend tot de kinderrechter aldaar en verzocht de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van de uit verzoekster tot cassatie - verder te noemen: de moeder - op [geboortedatum] 1998 te [geboorteplaats] geboren minderjarige [het kind] met ingang van 30 juli 2003 te verlengen voor de duur van één jaar.
De moeder heeft beide verzoeken bestreden.
De rechtbank heeft na een mondelinge behandeling van de zaak op 2 juli 2003 bij twee beschikkingen van 9 juli 2003 zowel de termijn van de ondertoezichtstelling als die van de machtiging tot uithuisplaatsing van de minderjarige in een voorziening voor pleegzorg met ingang van 30 juli 2003 voor de duur van één jaar verlengd met handhaving van de Stichting tot gezinsvoogdij-instelling.
Tegen deze twee beschikkingen heeft de moeder hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te Arnhem.
Bij beschikking van 20 januari 2004 heeft het hof de beschikkingen waarvan beroep bekrachtigd.
De beschikking van het hof is aan deze beschikking gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen de beschikking van het hof heeft de moeder beroep in cassatie ingesteld. Het cassatierekest is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Stichting heeft verzocht het beroep te verwerpen.
De conclusie van de Advocaat-Generaal C.L. de Vries Lentsch-Kostense strekt tot niet-ontvankelijkverklaring van de moeder in haar cassatieberoep.
3. Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep
Het cassatieberoep van de moeder is uitsluitend gericht tegen de bekrachtiging door het hof van de beslissing van de rechtbank de termijn van de machtiging tot uithuisplaatsing van de minderjarige met ingang van 30 juli 2003 voor de duur van één jaar te verlengen.
Nu de termijn, waarvoor de machtiging tot uithuisplaatsing gold, op 30 juli 2004 is verstreken, heeft de moeder geen belang meer bij haar cassatieberoep, zodat zij daarin niet-ontvankelijk moet worden verklaard.
4. Beslissing
De Hoge Raad verklaart de moeder niet-ontvankelijk in haar beroep.
Deze beschikking is gegeven door de vice-president J.B. Fleers als voorzitter en de raadsheren H.A.M. Aaftink, P.C. Kop, J.C. van Oven en F.B. Bakels, en in het openbaar uitgesproken door de vice-president P. Neleman op 14 oktober 2005.