ECLI:NL:HR:2005:AT6831
Hoge Raad
- Cassatie
- Rechtspraak.nl
Huurgeschil over instemming opvolgende huurder met ongedaanmaking wijzigingen in huurwoning
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 7 oktober 2005 uitspraak gedaan in een huurgeschil tussen de Stichting Intermaris, handelende onder de naam Intermaris Woondiensten, en een niet verschenen verweerder. De eiseres, Intermaris, had de verweerder gedagvaard voor de kantonrechter te Hoorn en vorderde een bedrag van ƒ 35.555,58, vermeerderd met wettelijke rente. De kantonrechter heeft de vordering afgewezen, waarna Intermaris hoger beroep heeft ingesteld bij het gerechtshof te Amsterdam. Het hof heeft de eerdere vonnissen vernietigd en de verweerder veroordeeld tot betaling van € 3.585,73, vermeerderd met wettelijke rente. Intermaris heeft vervolgens cassatie ingesteld tegen dit arrest van het hof.
De Hoge Raad heeft in zijn uitspraak geoordeeld dat de klachten die in het cassatiemiddel zijn aangevoerd, niet tot cassatie kunnen leiden. De Hoge Raad oordeelt dat de klachten geen nadere motivering behoeven, omdat zij niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Hoge Raad heeft het beroep verworpen en Intermaris in de kosten van het geding in cassatie veroordeeld, die aan de zijde van de niet verschenen verweerder op nihil zijn begroot.
Deze uitspraak benadrukt de informatieplicht van de professionele verhuurder en de redelijke kostenindicatie bij ondertekening van een overnameverklaring door een opvolgende huurder. De zaak is van belang voor de rechtsontwikkeling in huurrechtelijke geschillen, vooral met betrekking tot de instemming van opvolgende huurders en de gevolgen van wijzigingen in huurwoningen.