ECLI:NL:HR:2005:AT4114
Hoge Raad
- Cassatie
- C.J.G. Bleichrodt
- J.P. Balkema
- A.J.A. van Dorst
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de status van een hond als Pit-bull-Terriër-type onder de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 24 mei 2005 uitspraak gedaan over de status van een in beslag genomen hond, die door de politie werd vermoed een hond van het Pit-bull-Terriër-type te zijn. De zaak kwam voort uit een vordering van de Officier van Justitie, die op basis van artikel 73 van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren de hond in beslag had genomen. De rechtbank te Rotterdam had eerder de vordering afgewezen, omdat niet met voldoende zekerheid kon worden vastgesteld dat de hond aan de karakteristieken van het Pit-bull-Terriër-type voldeed, met name de schofthoogte. De rechtbank oordeelde dat de schofthoogte, die door deskundigen op 49 en 53 centimeter was vastgesteld, niet binnen de vereiste 35 tot 50 centimeter viel, waardoor de hond niet als Pit-bull kon worden aangemerkt.
De Hoge Raad oordeelde echter dat de rechtbank een onjuiste uitleg had gegeven aan de relevante regelgeving. De Hoge Raad benadrukte dat een hond niet aan alle 33 karakteristieken van het Pit-bull-Terriër-type hoeft te voldoen om als zodanig te worden aangemerkt. De maatstaf is of het dier 'in belangrijke mate' voldoet aan de karakteristieken zoals vermeld in de bijlage van de Regeling agressieve dieren. De Hoge Raad vernietigde de beschikking van de rechtbank en verwees de zaak terug, zodat de vordering tot onttrekking aan het verkeer opnieuw kon worden behandeld.
Deze uitspraak heeft belangrijke implicaties voor de interpretatie van de wetgeving omtrent agressieve honden en de criteria die gebruikt worden om te bepalen of een hond als Pit-bull-Terriër-type kan worden aangemerkt. De beslissing benadrukt de noodzaak voor een zorgvuldige beoordeling van de karakteristieken van een hond, waarbij niet alleen de schofthoogte, maar ook andere factoren in overweging moeten worden genomen.