ECLI:NL:HR:2005:AU6354

Hoge Raad

Datum uitspraak
20 december 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
01298/05 B
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
  • F.H. Koster
  • G.J.M. Corstens
  • B.C. de Savornin Lohman
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de status van een hond als Pit-bull-Terriër-type onder de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren

In deze zaak gaat het om de beoordeling of een hond kan worden aangemerkt als een hond van het Pit-bull-Terriër-type, zoals gedefinieerd in de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren. De Hoge Raad behandelt het beroep in cassatie tegen een beschikking van de Rechtbank te Rotterdam, waarin het beklag van de eigenaar van de hond werd gegrond verklaard. De Rechtbank had geoordeeld dat niet met de vereiste zekerheid kon worden vastgesteld dat de in beslag genomen hond tot het Pit-bull-Terriër-type behoorde, en gelastte de teruggave aan de eigenaar.

De Hoge Raad oordeelt dat de vraag of een hond als een Pit-bull-Terriër kan worden aangemerkt, moet worden beantwoord aan de hand van de maatstaf of het dier "in belangrijke mate" voldoet aan de 33 karakteristieken die zijn vermeld in Bijlage 1 van de Regeling agressieve dieren. De Hoge Raad stelt vast dat de Rechtbank mogelijk een onjuiste rechtsopvatting heeft gehanteerd door te concluderen dat de hond niet tot het Pit-bull-Terriër-type kan worden gerekend, zonder voldoende motivering te geven voor deze conclusie.

De Hoge Raad vernietigt de bestreden beschikking en verwijst de zaak terug naar het Gerechtshof te 's-Gravenhage voor een nieuwe behandeling van het klaagschrift. Dit besluit is genomen in aanwezigheid van de vice-president en twee raadsheren, en is uitgesproken tijdens een openbare zitting op 20 december 2005.

Uitspraak

20 december 2005
Strafkamer
nr. 01298/05 B
AGJ/AM
Hoge Raad der Nederlanden
Beschikking
op het beroep in cassatie tegen een beschikking van de Rechtbank te Rotterdam van 28 januari 2005, nummer RK 04/1275, op een beklag als bedoeld in artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering, ingediend door:
[klager], geboren te [geboorteplaats] (Turkije) op [geboortedatum] 1983, wonende te [woonplaats].
1. De bestreden beschikking
De Rechtbank heeft gegrond verklaard het door klager ingediende beklag strekkende tot teruggave aan hem van het in bovenvermelde beschikking omschreven voorwerp.
2. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de Officier van Justitie. Deze heeft bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Machielse heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden beschikking en tot terugwijzing van de zaak naar de Rechtbank te Rotterdam, opdat aldaar opnieuw op het beklag wordt beslist. De conclusie is aan deze beschikking gehecht.
3. Beoordeling van het middel
3.1. Het middel komt met rechts- en motiveringsklachten tegen de bestreden beschikking op.
3.2. De bestreden beschikking houdt, voorzover voor de beoordeling van het middel van belang, het volgende in:
"Blijkens het op 10 oktober 2004 ambtsedig opgemaakte proces-verbaal van bevindingen van Van Drunen voornoemd, heeft hij op 9 oktober 2004 een onderzoek ingesteld naar vorenbedoelde hond met pitbull achtige eigenschappen. Hij geeft aan dat bij de beoordeling van dergelijke honden de vraag centraal dient te staan of de hond in belangrijke mate lijkt op de beschrijving daarvan in de regeling Agressieve Dieren. Hij heeft de hond in beslag genomen en over laten brengen naar een aangewezen opslaghouder teneinde deze hond in contra expertise te laten beoordelen door een medewerker van de A.I.D. Als bijlage bij voornoemde processen-verbaal is gevoegd een verslag nr. 271004.2 opgemaakt door J. Fakkel, deskundige Regeling agressieve dieren. Blijkens dat verslag heeft de deskundige op 27 oktober 2004 een hond onderzocht, om na te gaan of deze hond gerekend moet worden tot de door het Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij beschreven honden, van het Pit-bull-terriër type. De deskundige stelde, onder meer, vast dat de hond niet was voorzien van een chip, de leeftijd was hem onbekend en er bij de hond geen documenten aanwezig waren waaruit de leeftijd van de hond kon worden vastgesteld. Volgens de deskundige kan deze hond worden gerekend tot de door het Ministerie beschreven honden van het pit-bull-terriër-type. Ingevolge het bepaalde in artikel 73, lid 2 van de Gezondheids- en Welzijnswet voor dieren in samenhang met het bepaalde in artikel 2 van de Regeling agressieve dieren en de bijlage behorende bij die regeling, dient vast te worden gesteld of een hond een van het pit-bull-terriër-type is.
Het proces-verbaal van bevindingen van de deskundige J. Fakkel, voornoemd, wijkt op meerdere onderdelen af van de feitelijke kenmerken van de hond en omstandigheden, alsmede ter zake van de bij de in beslag genomen hond behorende documenten.
Naar het oordeel van de rechtbank kan niet met de vereiste zekerheid worden gezegd dat de inbeslag-genomen hond een hond van het pit-bull-terriër-type is, zoals bedoeld in bijlage I van de Regeling agressieve dieren.
Nu onderhavige hond onvoldoende kan worden aangemerkt als zijnde een van het pit-bull-terriër type, acht de rechtbank dat er geen grond (meer) aanwezig is om het beslag te handhaven. Derhalve gelast zij de teruggave aan de eigenaar, [klager], van het inbeslaggenomene."
3.3.1. Uit de wetsgeschiedenis, zoals weergegeven in de conclusie van de Advocaat-Generaal onder 5.1, volgt dat als dieren in de zin van art. 73 van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren, worden aangemerkt honden van het Pit-bull-Terriër-type, te weten honden die, voorzover hier van belang, in belangrijke mate voldoen aan de karakteristieken die in Bijlage 1 van de Regeling agressieve dieren zijn vermeld. De vraag of een dier kan worden aangemerkt als een hond van het Pit-bull-Terriër-type, dient derhalve te worden beantwoord aan de hand van de maatstaf of het dier, voorzover hier van belang, "in belangrijke mate" voldoet aan bedoelde - in totaal 33 - karakteristieken. Zoals ook volgt uit de Toelichting op de Regeling agressieve dieren behoeft een hond dus niet aan al die karakteristieken te voldoen om te kunnen worden aangemerkt als een Pit-bull (vgl. HR 24 mei 2005, NJ 2005, 386).
3.3.2. Indien de Rechtbank, waar zij oordeelt "dat niet met de vereiste zekerheid kan worden vastgesteld dat de hond van het pit-bull-terriër-type is", een andere maatstaf op het oog heeft gehad dan die welke hiervoor onder 3.3.1 is genoemd, heeft zij blijk gegeven van een onjuiste rechtsopvatting. Maar als de Rechtbank die maatstaf wel heeft gehanteerd, is de bestreden beschikking ontoereikend gemotiveerd. Het door de Rechtbank genoemde verslag van de deskundige J. Fakkel houdt in dat hij de hond heeft onderzocht en voorts onder meer dat bij de hond in het geheel geen documenten aanwezig waren. Dat verslag behelst vervolgens als conclusie van die deskundige "dat de hond wel tot (...) het pit-bull-terriër-type gerekend kan worden". In het licht van een en ander behoefde het oordeel van de Rechtbank dat de hond niet tot genoemd type kan worden gerekend, nadere motivering. Meer in het bijzonder is niet zonder meer begrijpelijk op grond waarvan de Rechtbank tot het oordeel is gekomen dat het verslag van de deskundige Fakkel "op meerdere onderdelen afwijkt van de feitelijke kenmerken van de hond en omstandigheden alsmede ter zake van de bij de inbeslaggenomen hond behorende documenten".
3.4. Het middel is terecht voorgesteld.
4. Slotsom
Hetgeen hiervoor is overwogen brengt mee dat de bestreden beschikking niet in stand kan blijven en dat als volgt moet worden beslist.
5. Beslissing
De Hoge Raad:
Vernietigt de bestreden beschikking;
Verwijst de zaak naar het Gerechtshof te 's-Gravenhage, opdat de zaak op het bestaande klaagschrift opnieuw wordt behandeld en afgedaan.
Deze beschikking is gegeven door de vice-president F.H. Koster als voorzitter, en de raadsheren G.J.M. Corstens en B.C. de Savornin Lohman, in bijzijn van de waarnemend griffier L.J.J. Okker-Braber, in raadkamer en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 20 december 2005.