ECLI:NL:HR:2005:AU6354
Hoge Raad
- Cassatie
- F.H. Koster
- G.J.M. Corstens
- B.C. de Savornin Lohman
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de status van een hond als Pit-bull-Terriër-type onder de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren
In deze zaak gaat het om de beoordeling of een hond kan worden aangemerkt als een hond van het Pit-bull-Terriër-type, zoals gedefinieerd in de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren. De Hoge Raad behandelt het beroep in cassatie tegen een beschikking van de Rechtbank te Rotterdam, waarin het beklag van de eigenaar van de hond werd gegrond verklaard. De Rechtbank had geoordeeld dat niet met de vereiste zekerheid kon worden vastgesteld dat de in beslag genomen hond tot het Pit-bull-Terriër-type behoorde, en gelastte de teruggave aan de eigenaar.
De Hoge Raad oordeelt dat de vraag of een hond als een Pit-bull-Terriër kan worden aangemerkt, moet worden beantwoord aan de hand van de maatstaf of het dier "in belangrijke mate" voldoet aan de 33 karakteristieken die zijn vermeld in Bijlage 1 van de Regeling agressieve dieren. De Hoge Raad stelt vast dat de Rechtbank mogelijk een onjuiste rechtsopvatting heeft gehanteerd door te concluderen dat de hond niet tot het Pit-bull-Terriër-type kan worden gerekend, zonder voldoende motivering te geven voor deze conclusie.
De Hoge Raad vernietigt de bestreden beschikking en verwijst de zaak terug naar het Gerechtshof te 's-Gravenhage voor een nieuwe behandeling van het klaagschrift. Dit besluit is genomen in aanwezigheid van de vice-president en twee raadsheren, en is uitgesproken tijdens een openbare zitting op 20 december 2005.