ECLI:NL:HR:2005:AT3962
Hoge Raad
- Cassatie
- A.G. Pos
- L. Monné
- P.J. van Amersfoort
- Rechtspraak.nl
Aftrekbeperking kosten monumentenpanden bij bloot eigenaar
In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie van belanghebbende X tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Arnhem van 18 december 2002, betreffende een aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen voor het jaar 1997. De aanslag was opgelegd naar een belastbaar inkomen van ƒ 182.910 en werd na bezwaar door de Inspecteur gehandhaafd. Het Hof verklaarde het beroep ongegrond, waarna belanghebbende cassatie instelde. De Staatssecretaris van Financiën diende een verweerschrift in.
De Hoge Raad behandelt de vraag of de aftrekbeperking van artikel 36, lid 8, van de Wet op de inkomstenbelasting 1964 in de weg staat aan de aftrek van kosten, lasten en afschrijvingen die kunnen worden toegerekend aan een gedeelte van de woning van belanghebbende, dat is ingeschreven in het register van de Monumentenwet 1988. Belanghebbende was eigenaar van deze woning, maar genoot geen voordelen uit het gedeelte waarop een recht van gebruik en bewoning was gevestigd ten behoeve van zijn ouders.
De Hoge Raad oordeelt dat de wetsgeschiedenis onvoldoende aanknopingspunten biedt om af te wijken van de tekst van de wet. De bepaling is bedoeld om dubbele aftrek voor afschrijving te voorkomen, maar strekt zich uit tot alle aftrekbare kosten, behalve die welke specifiek zijn uitgesloten. De Hoge Raad concludeert dat het middel faalt en verklaart het beroep ongegrond. Er zijn geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten. Dit arrest is uitgesproken op 15 april 2005 door de vice-president en twee raadsheren, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier.