ECLI:NL:HR:2005:AS5949

Hoge Raad

Datum uitspraak
8 april 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
R03/151HR
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Insolventierecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatieberoep inzake faillissement en schuldsaneringsregeling

In deze zaak gaat het om een cassatieberoep van [verzoeker] tegen een uitspraak van het gerechtshof te 's-Gravenhage. [Verzoeker] was in 1998 in staat van faillissement verklaard door de rechtbank te 's-Gravenhage, een vonnis dat in hoger beroep door het gerechtshof is bekrachtigd. Na een verzoekschrift van [verzoeker] in 2003 om zijn faillissement op te heffen en tegelijkertijd een schuldsaneringsregeling toe te passen, heeft de curator in het faillissement geconcludeerd tot afwijzing van dit verzoek. De rechtbank heeft op 18 september 2003 het faillissement opgeheven, maar het verzoek tot schuldsanering afgewezen. [Verzoeker] heeft hiertegen hoger beroep ingesteld, maar het gerechtshof heeft op 23 december 2003 het vonnis van de rechtbank bekrachtigd. Tegen deze beslissing heeft [verzoeker] cassatie ingesteld bij de Hoge Raad. De Advocaat-Generaal E.M. Wesseling-van Gent heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep. De Hoge Raad heeft in zijn arrest van 8 april 2005 geoordeeld dat de klachten in de middelen niet tot cassatie kunnen leiden. De Hoge Raad heeft geen nadere motivering gegeven, omdat de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Hoge Raad heeft het beroep verworpen, en dit arrest is openbaar uitgesproken door vice-president P. Neleman.

Uitspraak

8 april 2005
Eerste Kamer
Rek.nr. R03/151HR
RM/JMH
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
[Verzoeker],
wonende te [woonplaats],
VERZOEKER tot cassatie,
advocaat: mr. P. Garretsen.
1. Het geding in feitelijke instanties
Bij vonnis van de rechtbank te 's-Gravenhage van 24 juni 1998 is verzoeker tot cassatie - verder te noemen: [verzoeker] - in staat van faillissement verklaard. Dit vonnis is in hoger beroep bekrachtigd door het gerechtshof te 's-Gravenhage bij arrest van 6 oktober 1998; een tegen dit arrest ingesteld cassatieberoep, ingeschreven onder rekestnummer R98/139HR, heeft de Hoge Raad bij arrest van 22 januari 1999 verworpen.
Bij verzoekschrift gedateerd 1 april 2003 heeft [verzoeker] zich gewend tot de rechtbank te 's-Gravenhage en verzocht zijn faillissement op te heffen onder het gelijktijdig uitspreken van de toepassing van de schuldsaneringsregeling.
De curator in het faillissement van [verzoeker] heeft geconcludeerd tot afwijzing van het verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling.
Na mondelinge behandelingen op 3 april en 18 september 2003, waarbij steeds [verzoeker], zijn raadsman en de curator zijn verschenen, heeft de rechtbank op 18 september 2003 de opheffing van het faillissement bevolen en het verzoek tot het gelijktijdig uitspreken van de schuldsaneringsregeling afgewezen.
Tegen deze uitspraak heeft [verzoeker] hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te 's-Gravenhage.
Bij arrest van 23 december 2003 heeft het hof het vonnis van de rechtbank bekrachtigd.
Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen het arrest van het hof heeft [verzoeker] beroep in cassatie ingesteld. Het cassatierekest is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De conclusie van de Advocaat-Generaal E.M. Wesseling-van Gent strekt tot verwerping van het beroep.
3. Beoordeling van de middelen
De in de middelen aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien artikel 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president P. Neleman als voorzitter en de raadsheren O. de Savornin Lohman, P.C. Kop, E.J. Numann en W.A.M. van Schendel, en in het openbaar uitgesproken door de vice-president P. Neleman op 8 april 2005.