ECLI:NL:HR:2005:AS5843
Hoge Raad
- Cassatie
- F.H. Koster
- G.J.M. Corstens
- B.C. de Savornin Lohman
- Rechtspraak.nl
Leiderschap in criminele organisatie en voorbereiding invoer cocaïne
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 12 april 2005 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch. De verdachte was veroordeeld voor zijn rol als leider van een criminele organisatie die zich bezighield met de invoer van cocaïne en andere strafbare feiten. De Hoge Raad oordeelde dat het Hof onvoldoende bewijs had geleverd voor de vaststelling dat de verdachte geweld had gebruikt tegen een medeverdachte, maar dat dit verzuim niet tot cassatie leidde, omdat de overige bewijsmiddelen voldoende waren om de centrale rol van de verdachte in de organisatie vast te stellen. De Hoge Raad oordeelde ook dat de voorbereidingshandelingen van de verdachte niet voldoende waren onderbouwd om te concluderen dat deze gericht waren op het binnenbrengen van cocaïne in Nederland. De zaak werd terugverwezen naar het Gerechtshof voor herbehandeling van de strafoplegging, waarbij rekening gehouden moest worden met de overschrijding van de redelijke termijn in de cassatiefase. De uitspraak benadrukt het belang van zorgvuldige bewijsvoering in strafzaken, vooral bij de vaststelling van de rol van een verdachte binnen een criminele organisatie.