ECLI:NL:HR:2005:AS4102
Hoge Raad
- Cassatie
- A.G. Pos
- L. Monné
- A.R. Leemreis
- C.J.J. van Maanen
- C.A. Streefkerk
- Rechtspraak.nl
Naheffingsaanslag loonbelasting en diensttijdgratificatie bij seizoenswerkloosheid
In deze zaak gaat het om een naheffingsaanslag in de loonbelasting/premie volksverzekeringen die aan X B.V. is opgelegd over het tijdvak van 1 januari 1998 tot en met 31 december 1999. De naheffingsaanslag, ter hoogte van ƒ 13.022, werd na bezwaar door de Inspecteur gehandhaafd. X B.V. ging in beroep bij het Gerechtshof te Arnhem, dat het beroep ongegrond verklaarde. Hierop heeft X B.V. cassatie ingesteld bij de Hoge Raad.
De Hoge Raad oordeelt dat de uitspraak van het Hof niet in stand kan blijven. De zaak betreft de vraag of de perioden waarin werknemers van C B.V. geen arbeid verrichtten, maar wel een uitkering op grond van de Werkloosheidswet ontvingen, meetellen voor de bepaling van hun diensttijd. Het Hof had geoordeeld dat deze perioden niet als diensttijd konden worden beschouwd, omdat er geen sprake was van een dienstbetrekking. De Hoge Raad komt tot de conclusie dat de werknemers, die gedurende ten minste 25 jaar voor C B.V. hebben gewerkt, recht hebben op de diensttijdgratificatie, ook al waren er tijdelijke onderbrekingen in de wintermaanden.
De Hoge Raad verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van het Hof en de uitspraak van de Inspecteur, en vermindert de aanslag tot ƒ 3.520. Tevens wordt de Staat veroordeeld tot vergoeding van griffierechten en proceskosten aan de zijde van belanghebbende. De overige middelen behoeven geen behandeling, aangezien de Hoge Raad de zaak zelf kan afdoen.