ECLI:NL:HR:2005:AS4099
Hoge Raad
- Cassatie
- A.G. Pos
- L. Monné
- P.J. van Amersfoort
- A.R. Leemreis
- C.J.J. van Maanen
- Rechtspraak.nl
Cassatie over naheffingsaanslag afvalstoffenbelasting en reële prijs voor bouwstoffen
In deze zaak gaat het om een cassatieprocedure van het Openbaar Lichaam Afvalstoffenverwijdering Midden- en Noord-Zeeland tegen een uitspraak van het Gerechtshof te Amsterdam. De zaak betreft een naheffingsaanslag in de afvalstoffenbelasting die is opgelegd over de periode van 1 januari 1995 tot en met 31 juli 1996. De Inspecteur had een naheffingsaanslag opgelegd van ƒ 111.163, welke na bezwaar was verminderd tot ƒ 97.994. De belanghebbende, die een stortplaats exploiteert, had puin gebruikt voor het verharden van wegen op de stortplaats, maar had geen afvalstoffenbelasting op aangifte voldaan. De Inspecteur was van mening dat deze belasting wel verschuldigd was.
De Hoge Raad oordeelt dat het Gerechtshof in zijn uitspraak niet voldoende heeft onderzocht of de belanghebbende daadwerkelijk een reële prijs heeft betaald voor het puin dat hij heeft ontvangen van particulieren. De belanghebbende stelde dat hij voor het puin en het bakovenpuin een reële prijs had betaald, maar het Hof had deze stelling niet onderzocht. De Hoge Raad vernietigt de uitspraak van het Hof, behoudens de beslissing omtrent de proceskosten, en verwijst de zaak naar het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch voor verdere behandeling. De Hoge Raad gelast ook dat de Staat het griffierecht aan de belanghebbende vergoedt en veroordeelt de Staatssecretaris van Financiën in de kosten van het geding in cassatie.
De uitspraak van de Hoge Raad benadrukt het belang van het onderzoek naar de reële prijs in het kader van de afvalstoffenbelasting en de voorwaarden waaronder deze belasting verschuldigd is. De zaak illustreert de complexiteit van belastingrecht en de noodzaak voor een zorgvuldige beoordeling van de feiten door de rechter.